‘Soms kan ik mijn vuist door de muur slaan’
Elke week praat debuitenlandredactie.nl met een correspondent over zijn of haar werk. Wat trok hen om buiten de Nederlandse grenzen te gaan werken en welke tips geven ze aan vakgenoten die hetzelfde ambiëren? Deze week Jan-Albert Hootsen.
Bio: Jan-Albert Hootsen zit sinds 2009 op zijn standplaats in Mexico-stad. Hij werkt onder andere voor Trouw, Wegener en RTL Nieuws. Na twee studies en een jaar gewerkt te hebben voor een spaarpotje om in Mexico vooruit te kunnen, vertrok hij om zijn droom waar te maken naar Noord-Amerika. Fanatiek op Twitter: @JayHootsen.
Waarom koos je voor een correspondentschap in Mexico?
Ik wilde een taal leren en de keuze viel op Spaans. Via school kon ik een half jaar naar Ecuador en later Madrid. Daar kreeg ik veel Mexicaanse vrienden waar ik goed mee kon opschieten en zo kreeg ik interesse voor dat land. Toen ging ik op vakantie naar Mexico en dat beviel goed. Na journalistiek in Tilburg ben ik in Utrecht gaan studeren en tijdens die studie heb ik een half jaar in Mexico gestudeerd. Daar kwam ik tot de conclusie dat dat het land was waar ik wilde werken. Ik twijfelde nog even over Buenos Aires, maar ik kwam mijn huidige vriendin tegen in Mexico en toen was de keuze snel gemaakt.
Kon je financieel gezien makkelijk vertrekken?
Ik was voordat ik vertrok een jaar lang ‘manusje van alles’ bij een vertaalbureau in Waalwijk. Daar werkte ik als student al parttime. Dat heeft mij enorm geholpen met het sparen van het geld. Dat heb ik een jaar gedaan en toen had ik genoeg geld om een jaar te overleven in Mexico.
Hoe lang denk je nog in Mexico te blijven?
Geen flauw idee, zo lang als het duurt. Op zich wil ik mijn vriendin niet de mogelijkheid onthouden om een tijdje in Nederland te wonen, maar dat kan nog jaren of mijn hele leven duren. Ze wil graag in Nederland wonen. Ik zit hier pas drie jaar, ik wil minimaal tien jaar volmaken, dat is een beetje mijn eigen doel. En het gaat ook buiten je eigen invloed om, want als over vijf of zes jaar alle kranten failliet zijn en ik nog maar 400 euro per maand kan binnenhalen, dan is de keuze snel gemaakt om te stoppen.
Wat zou het logische vervolg zijn van je carrière na je correspondentschap?
Voor de hand liggend zou een vaste baan in de journalistiek zijn, bij voorkeur in Mexico, maar de economische situatie in de journalistiek is hier nog moeilijker dan in Nederland. Die kans acht ik niet groot. Het meest logisch zou een andere standplaats zijn of in Nederland een vaste baan in de journalistiek.
Waardoor is het werken in Mexico moeilijker dan in Nederland?
Allereerst zijn Mexicanen geen lezers. Er was een onderzoek hoeveel Mexicanen er lezen: minder dan 10% leest één of meer boeken per jaar. El Universal, de grootste landelijke krant in dit land, heeft een circulatie van 170.000. Vergelijk dat eens met de grootse krant in Nederland; De Telegraaf heeft een oplage van ruim 600.000 op 17 miljoen inwoners. Mexico telt 114 miljoen inwoners en de grootste krant heeft maar 170.000 lezers. De markt voor print is heel klein hier. Online is niet goed ontwikkeld in Mexico en de radio- en televisiewereld zijn in handen van een monopolist.
Is het niveau van de journalistiek daardoor lager dan in Nederland?
Ongetwijfeld. De kwaliteit is exponentieel lager dan in Nederland. Er zijn hier veel goede journalisten, maar die worden onderbetaald. Een beginnend journalist verdient niet veel. De media is vaak in handen van grote machtige families – die zijn alleen maar geïnteresseerd in winst maken en niet in kritische verhalen. Mexico is geen veilig land voor journalisten; er zijn al veel doden gevallen.
Zijn er daardoor meer kansen voor jou omdat jij er wel zit?
Tot op zekere hoogte wel. Mexico is geen makkelijk land om in te werken en dat schrikt af. Mensen gaan eerder in Brazilië werken. Dat snap ik wel, het is makkelijker om er te werken en bovendien leuker en groter dan Mexico.
Waar moest je het meest aan wennen in Mexico?
Mexico is een vreselijk gecompliceerd land. Het is een federale republiek; dat betekent dat iedere staat bijna een land op zichzelf is. Er zijn 32 staten in dit land, met elk hun eigen dynamiek en machthebbers, een eigen samenleving en cultuurlagen. Op iedere plek moet je je inlezen alsof je naar een ander land in Europa gaat.
Argentinië, bijvoorbeeld, is een heerlijk land voor journalisten; alle schandalen liggen er op straat, de hele dag door word je gevoed met spectaculaire politieke verhalen. Mijn collega Peter Scheffer zit er perfect, Buenos Aires is één grote soapserie.
Als Argentinië een soapserie is, wat is Mexico dan?
Dan is Mexico CSI (Crime Scene Investigation, red.). Alle conflicten en spanningen tussen machthebbers spelen zich hier af achter gesloten deuren. Het is een heel gesloten land. Tegelijkertijd gebeurt er economisch veel, daar kan je vrij gemakkelijk mee aan de slag. Maar over het algemeen is Mexico een moeilijk land in Latijns Amerika.
Maakt dat het als correspondent uitdagender dan Argentinië?
Misschien niet zozeer uitdagender, maar wel interessanter. Argentinië is ‘leuker’ om te werken, maar Mexico is belangrijker in de wereld vanwege de economische ontwikkelingen van de afgelopen jaren. Dat maakt Mexico in die zin interessanter. Daardoor kan je ook meer verhalen uit Mexico kwijt.
Op welke productie ben je tot nu toe het meest trots?
Daar ben ik nu nog mee bezig, die moet nog komen. Ik ben bezig met een verhaal over de geschiedenis van de heroïnehandel in Sinaloa, het brongebied van de drugshandel. Daar ben ik al heel lang mee bezig. Het is een heel traag en moeilijk verhaal dat ik waarschijnlijk kwijt kan aan de Global Post in de VS. Daar ben ik erg blij mee, want qua bronnen ben ik voor zover ik weet de enige buitenlandse correspondent die de drugsdealers heeft gesproken en heeft weten te vinden.
Wat is het moeilijkste om aan te wennen in Mexico?
Het doorgronden van de politiek in dit land. Dat is echt bijna niet te doen.
Is dat moeilijker dan binnenkomen bij de drugshandel?
Ja, de politiek is veel moeilijker. De helft van de economie speelt zich af in de informele sector en dat geldt ook voor intermenselijk contact. Mexico is een land met een heel duidelijk formeel en informeel component. Het krijgen van interviews met machthebbers is vreselijk moeilijk, terwijl het regelen van interviews met mensen die op informele wijze bezig zijn zoals drugsdealers, ngo’s en activisten veel gemakkelijker is.
Heb je veel contact met journalisten in Mexico?
Dat probeer ik beperkt te houden; ik probeer te voorkomen dat ik te veel het verhaal van andere mensen ga opschrijven. Je moet toch je eigen gang gaan. Ik ben erachter gekomen dat als je veel met andere journalisten optrekt je snel de neiging hebt om verhalen van andere mensen te kopiëren.
Maar het contact met andere journalisten kan toch ook nuttig zijn?
Dat wel. Er zijn een paar journalisten waar ik veel contact mee heb, Canadezen en Amerikanen vooral. Daar ben ik goed bevriend mee. Met hen heb je geen concurrentiekwestie, met Nederlanders wel. Daardoor kan ik wel bronnen en ideeën uitwisselen met ze. Maar het zijn meer vrienden dan dat ik ze puur als collega zie.
Voor wie werk je allemaal?
Mijn belangrijkste werkgever is Trouw en voorheen de GPD, nu Wegener. Daarnaast werk ik op los-vast basis voor de Groene Amsterdammer, voor OneWorld magazine, the Global Mail uit Canada. En wat incidentele werkgevers zoals de VPRO, de VRT, RTL en de Ware Tijd uit Suriname waar ik wel eens een internetstukje voor schrijf.
Is het makkelijk om voor reportages buiten de grenzen van Mexico te gaan?
Het is financieel niet altijd even makkelijk, omdat niet iedereen bereid is de hoge reiskosten te betalen. Je moet er flexibel in zijn en de reiskosten spreiden over de opdrachtgevers. In het afgelopen half jaar ben ik in El Salvador, Uruguay, Argentinië, Chili, Peru, Colombia, Venezuela, Guatemala en Cuba geweest, dus ik doe eigenlijk al niks anders dan over de grens werken.
Is dat makkelijk te bolwerken?
Het afgelopen anderhalf jaar was dat wat moeilijk. Je merkt duidelijk dat er minder budget is bij opdrachtgevers. Gebrek aan budget kan je opvangen door flexibiliteit. Het is ook niet meer van deze tijd om te denken dat je al je inkomsten uit één opdrachtgever haalt. Je moet zakelijk te werk gaan. Als drie opdrachtgever ieder een derde willen betalen, neem je tien procent voor eigen rekening. Als je dan zorgt dat je voldoende verhalen maakt kan je er nog aan verdienen. En je bent er mee bezig, hebt het naar je zin. Ik hou niet zo van die geluiden dat het allemaal zo moeilijk is. Door flexibiliteit kan je 90 à 100 procent van alle gebrek aan budget opvangen. Ik ben daar niet zo pessimistisch over. Het ligt eerder aan jezelf dan aan de opdrachtgevers. Het hangt ook heel erg van je creativiteit af – je moet gewoon doorpakken. Aankleunen. Er vanuit gaan dat het keihard werken is, maar dat je het wel van de grond kan krijgen. De komende tien jaar zijn er nog zeker mogelijkheden, ook voor de mensen die willen beginnen. Het komt niet aanrollen. Het is echt moeilijk, maar niet onoverkomelijk.
Welk verhaal wil je vertellen als correspondent?
Mexico heeft een hele slechte reputatie opgebouwd onder het regime dat er alleen maar mensen onthoofd worden en van bruggen worden gehangen. Dat merkte ik toen ik hier vier jaar geleden kwam. Er hing een deken van negativiteit over het land heen. Ook de Mexicanen zelf hadden geen goed woord over voor hun eigen land. Nu dreigt het de andere kant op te slaan. De Amerikaanse media hebben de neiging het economische succesverhaal van Mexico te overdrijven; ‘Mexico is de darling van de investeerders’, ‘Mexico gaat Brazilië inhalen’ – en de waarheid ligt zoals gebruikelijk in het midden. Mexico is een land met een democratisch vacuüm. Een land met straffeloosheid; de lonen zijn laag, er is weinig sociale zekerheid, veel armoede, er zijn hele sectoren die worden beheerst door monopolies. Tegelijkertijd zijn er ook dingen die stukje bij beetje beter gaan en waar echt mogelijkheden liggen. Dat is het verhaal dat ik graag wil vertellen.
Maakt dat Mexico zo interessant?
Mexico ligt op de breuklijn van modern en traditioneel, tussen Europees en niet-Europees en tussen ontwikkeling en stagnatie. Dat zie je heel erg per regio, per individu, per familie, per sector in de economie – overal. Mexico is niet eendimensionaal. Er zijn niet alleen maar drugsmoorden en economische groei. Het is een land waar al deze dingen samenkomen. Ook geografisch gezien is het de grens tussen de eerste en de tweede wereld. De grens tussen de Verenigde Staten en Zuid-Amerika. Het is interessant om te ervaren hoe dat is, leven op die breuklijn.
Jij spreekt en schrijft vloeiend Spaans, hoe belangrijk is het om de taal van het land te kennen als correspondent?
Het is niet te overschatten hoe belangrijk dat is. Je kunt naar een land gaan en een verhaal schrijven over wat er gebeurt als je de taal niet goed spreekt door een tolk in te schakelen. Maar dan kom je nooit verder dan oppervlakkige berichtgeving. Als je over Mexico een verhaal wil maken en je spreekt de taal niet, dan mis je bepaalde nuances en invalshoeken die je in je verhaal kunt meenemen.
Doe je ook niet-journalistiek werk?
Ik heb lange tijd les gegeven in nieuwe media, maar ik had het te druk met journalistiek werk dus moest ik dat opgeven. Ook een goed teken natuurlijk. De mogelijkheid bestaat dat ik dat in de toekomst weer eens doe. Voor een Brits bedrijf maak ik af en toe rapporten over de risico’s voor investeerders; een vrij bekende taak voor freelance journalisten om er zoiets bij te doen. En ik doe af en toe wat eindredactiewerk voor een Nederlands tijdschrift. Maar dat zijn echt losse klusjes, die doe ik zelden.
Moet je die doen om rond te komen?
Ik moet ze niet doen, maar ik doe het graag. Het is leuk om soms eens wat anders te doen dan dezelfde verhalen.
Hoeveel uur per dag besteed je aan je journalistieke werkzaamheden en wat is de verhouding tussen bureau- en veldwerk?
Per dag werk ik zo’n 12 à 15 uur. Dat klinkt reuze veel, maar dat valt allemaal wel mee. In de praktijk ben je vooral bezig met lezen. Je leest heel veel en af en toe bel je iemand om wat context te vragen, dan ben je weer aan het mailen. De verhouding bureau- en veldwerk scheelt echt per maand. Bijvoorbeeld in november; die verhouding sloeg enorm door in de richting van het veld omdat ik in Venezuela zat voor de verkiezingen en daarna was ik naar Cuba vanwege Tanja Nijmeijer en de Farc. In die tijd zat ik meer dan een derde van de tijd niet achter mijn bureau. In december ben ik misschien drie dagen op pad geweest omdat het een rustige maand was. Dan ben ik veel thuis aan het lezen, telefonische interviews aan het afnemen en mailen.
Heb je wel tijd voor je vriendin?
(Gniffelend) Eerlijk gezegd heel weinig, want ik werk 365 dagen per jaar. Dat zou ik niet moeten doen, maar dat komt omdat ik het heel leuk vind. Als freelancer voel je je verplicht om constant bij te blijven; de concurrentiestrijd is natuurlijk moordend. Je moet voortdurend op je tenen lopen. Waar mensen met een vast contract op vakantie kunnen gaan, kan ik dat als freelancer eigenlijk niet. Het is heel lastig om los te komen van dat scherm en nieuws en dergelijke. De laatste tijd probeer ik wel steeds vaker een dagje vrij te nemen om naar de bios te gaan of zoals laatst te gaan bowlen of zo.
Op welke manier gebruik jij social media en waarom?
Social media gebruik ik heel intensief. Ik heb een eigen blog maar doordat het de afgelopen tijd zo druk was heb ik die weinig kunnen bijhouden. Een voorbeeld: 21 december was het einde van de wereld volgens de Mayakalender in Mexico. Je woont in Mexico, dus ben je verplicht om daar een verhaal over te schrijven. Ik wilde een verhaal doen over de Maya kant van 21 december, voor de GPD. Daarvoor moest ik met een aantal Maya’s spreken. Het gebied waar zij zitten is best onderontwikkeld, dus het is moeilijk om aan telefoonnummers en dergelijke te komen. Via via hoorde ik dat de Maya’s geen telefoon hebben, maar wel internet dat ze een keer per week checken. Toen ging ik op Facebook net zo lang zoeken tot ik een naam had gevonden van een Maya priester die geërgerd was om de wijze waarop die hype zich afspeelde. Toen stuurde ik hem een Facebookberichtje, daar kreeg ik antwoord op en toen zaten we even aan de telefoon.
Hoe kreeg je hem dan aan de telefoon?
Via via: hij is naar een communitycenter gegaan, zo konden we elkaar spreken. Hoe die man internet gebruikte terwijl hij geen telefoon heeft weet ik niet, dat was een beetje vaag. Maar het is goed gekomen.
En je bent ook fanatiek op Twitter.
Twitter gebruik ik voornamelijk om zelf te Twitteren en nieuws bij te houden. Twitter is en blijft de beste nieuwsbron die er is, maar ook de meest onbetrouwbare. Ik gebruik Twitter als startpunt om naar nieuws te zoeken. Er was laatst een klein relletje in het zuiden van Mexico-stad. Er konden wapens worden ingeleverd in ruil voor speelgoed. Dat ging niet helemaal goed, het dreigde uit de hand te lopen en via Twitter kwam ik daarop – het stond niet in de kranten. Toen ben ik even langsgegaan. Uiteindelijk geen verhaal gemaakt, maar daardoor zie je wel dat ik door Twitter aan die breaking news verhalen kan komen.
Is LinkedIn belangrijk voor jou?
Redelijk belangrijk. Met name overheidsofficials zitten in Mexico niet op Facebook, maar wel op LinkedIn. Ook voor bronnen in je verhaal is LinkedIn ideaal. Als je iemand nodig hebt uit een economische sector vind je die zo via LinkedIn. En er staat vaak persoonlijke informatie bij. Wie ze zijn, wat ze doen en welke connecties diegene nog meer heeft en die ik misschien kan gebruiken. Maar ik heb nog nooit een opdracht via LinkedIn binnen gehaald.
Wat zijn jouw gouden tips voor jonge journalisten die correspondent willen worden?
Ik heb er een aantal. Als jonge journalist moet je er vanuit gaan dat je er keihard voor moet werken om erin te komen, geduld moet hebben en weten dat het een tijdje kan duren voordat je echt in dat wereldje zit. Je moet opdrachtgevers voor je winnen. Je bent een half of zelfs heel jaar bezig voordat je de dingen aan het lopen krijgt. Als je dat geduld hebt is het geen enkel probleem.
Wees daarnaast flexibel in de breedste zin van het woord. Zorg dat je niet alleen internet beheerst maar ook audiovisueel; dat je radioreportages kan maken en bij voorkeur ook video. Je moet goed om kunnen gaan met moderne technieken. Met de mentaliteit ‘ik vind Facebook en Twitter onzin’ kom je niet ver. Sociale media zijn nou eenmaal heel belangrijk en zijn ook heel erg handig. Ik raad mensen aan om alle vooroordelen ten opzichte van sociale media te laten varen en ze gewoon te gebruiken.
Wees je er als Nederlandse freelance journalist van bewust dat de markt verder gaat dan Nederland alleen. Er zijn ook heel veel media in de VS, Canada en Engeland, maar ook Duitsland, Frankrijk en Spanje en ook Engelstalige media in andere landen waar je voor kan werken. Misschien is de gouden tip wel gewoon: schaaf je talenkennis bij, met name van het Engels. Naast de taal van het land zelf natuurlijk. Ik heb voor CTV, de Canadese BBC, gewerkt, voor de Global Mail, World Politics Review gewoon door het feit dat mijn Engels daar goed genoeg voor is. Daar kan je geld mee verdienen en behoorlijk wat ook.
Er verscheen op Villamedia een opiniestuk over de kansen op de arbeidsmarkt van een academisch afgestudeerde. Jij had daar in een uitgebreide reactie een tegengeluid aan gegeven.
Er hangt een deken van negativiteit over de Nederlandse journalistiek. Je merkt dat mensen snel de neiging hebben om te zeggen ‘het wordt niks’, ‘er is geen geld’ en ‘het kan allemaal niet’. Ik zal de laatste zijn om te zeggen dat het makkelijk is, want dat is het zeker niet. Ik zit hier soms dagen dat ik mijn vuist door de muur kan slaan uit frustratie. Er is een reden dat ik doorga, je kán door als freelancer, zelfs als jonkie. Ik had geen contacten toen ik naar Mexico kwam. Ik had alleen een diploma journalistiek op zak met twee stages waar ik qua contacten niets aan had.
Voor ieder negatief verhaal is er een verhaal tegenover te zetten. Kijk naar Peter Scheffer, Wies Ubags en Olaf Koens, misschien nog wel het beste voorbeeld. Er zijn tientallen Nederlandse freelancers in het buitenland en er komen er ieder jaar meer bij. Dat heeft een reden. Als er geen werk zou zijn, zouden we dat niet doen.
Lees ook in de serie De (jonge) correspondent:
Aflevering 1: Fleur de Weerd in de Oekraïne
Aflevering 2: Wies Ubags in Colombia
Aflevering 3: Leonie van Nierop in Israël en de Palestijnse gebieden
Aflevering 4: Alex Hijmans in Brazilië
Aflevering 5: Pieter Van Maele in Suriname
Aflevering 6: Niels Kraaier in Australië
Aflevering 7: Harald Doornbos in het Midden-Oosten
Aflevering 8: Guus Valk in Washington
Aflevering 9: Geert Jan Hahn in Kiev
Aflevering 10: Stéphane Alonso in Warschau
Aflevering 11: Mark Schenkel in Oeganda
Aflevering 12: Olivier van Beemen in Parijs
Aflevering 13: Peter Scheffer in Buenos Aires
Aflevering 14: Dirk Wanrooij in Cairo
Aflevering 15: Titia Ketelaar in Londen
Aflevering 16: Eduard Padberg in Cairo
Aflevering 17: Fernande van Tets in Beiroet
Aflevering 18: Arne Doornebal in Oeganda
Aflevering 19: Henk Hirs in Boedapest
Aflevering 20: Jan Franke in Tel Aviv
Aflevering 21: Chantal Groothengel in Los Angeles
Aflevering 22: Michiel Philippart in Londen
Aflevering 23: Olaf Koens in Moskou
Aflevering 24: Thalia Verkade in Moskou
Aflevering 25: Miriam Mannak in Kaapstad
Aflevering 26: Eveline Bijlsma in Parijs
Aflevering 27: Jan Eikelboom
Aflevering 28: Windy Kester in Oslo
Aflevering 29: Dirk Vandenberghe in Parijs
Aflevering 30: Mitra Nazar in Belgrado
Aflevering 31: Arjan Meesterburrie in Cuenca
Aflevering 32: Fréderike Geerdink in Turkije