|

‘Nederlandse kranten zijn sterfhuizen die teren op jonge freelancers’

Elke week praat debuitenlandredactie.nl met een correspondent over zijn of haar werk. Wat trok hen om buiten de Nederlandse grenzen te gaan werken en welke tips geven ze aan vakgenoten die hetzelfde ambiëren? Deze week Jan Franke.

Bio: Jan Franke (Amsterdam, 1984) wilde diplomaat worden maar werd uiteindelijk correspondent in het Israëlische Tel Aviv. Geen slechte keus: inmiddels schrijft hij voor ANP, Het Nieuw Israëlitisch Weekblad en diverse (populair)wetenschappelijke tijdschriften. Hij zit ook op Twitter.

Waarom koos je voor het correspondentschap en waarom in Israël?

“In de eerste plaats: schrijven en nieuwsgierigheid zijn familiekwalen van de Frankes. Toch is mijn weg naar het correspondentschap niet nauwkeurig gepland. Maar het hangt ook niet van toevalligheden aan elkaar. Ik begon tijdens mijn studie sociologie in Amsterdam een beetje te schrijven voor studentenblaadjes. Allemaal vrijwilligerswerk, maar ik kreeg – zeker toen ik hoofdredacteur van het sociologietijdschrift werd – een passie voor journalistiek. Ik reisde indertijd veel en besloot internationale betrekkingen te gaan studeren. De journalistiek ebte daar wat weg; ik wilde diplomaat worden en ging stage lopen op de Nederlandse ambassade in Tel Aviv. Daar zat toen een idee achter dat mij uiteindelijk heeft doen besluiten hier correspondent te worden. Ik constateerde dat – onlangs alle politieke problemen – de handelsrelaties tussen Israël en de Europese Unie de afgelopen twintig jaar sterk intensiveerden. Israël werd in korte tijd een van de belangrijkste exporteurs van geavanceerde technologie ter wereld, maar je las daar nooit over. Tijdens mijn stage op de ambassade werd dit vermoeden bevestigd. Ik studeerde af en kreeg een baan als journalist en redacteur bij een medisch-wetenschappelijke uitgeverij. Die baan had weinig met mijn studie te maken, maar ik leerde er in korte tijd het journalistieke handwerk. Ondertussen had ik een lange-afstandrelatie met mijn Israëlische vriendin die ik tijdens mij stage had ontmoet. Israël liet mij in allerlei opzichten niet meer los. Ik heb er slapeloze nachten van gehad, maar uiteindelijk hakte ik de knoop door. Ik zegde mij baan op, pakte een paar schone onderbroeken in en vertrok.”

Welk verhaal wil je tijdens je correspondentschap vertellen?

“Ik probeer heel bewust het journalistieke niche economie, technologie en innovatie in Israël in te vullen. Dit  interesseert mij persoonlijk en er is een markt voor, omdat weinig journalisten hier over schrijven. Bovendien kan je goed bij de feiten blijven. Wetenschappelijke en economische ontwikkelingen zijn minder aan meningen onderhevig dan de politieke situatie hier. Toch vind ik niet dat je met een vooropgezette mening ‘jouw verhaal van het land’ moet willen vertellen. Omdat ik inmiddels ook voor onder andere ANP over algemene onderwerpen schrijf, ben ik mij hier sterk van bewust. Er zitten hier gelukkig uitstekende Nederlandse correspondenten. We drinken graag een biertje. Dan komt dit onderwerp altijd wel op tafel. Zo blijf ik scherp en open.”

Waar moest je het meest aan wennen toen je in Tel Aviv ging wonen?

“Israël is een typische immigrantensamenleving waar iedereen keihard knokt voor zijn bestaan. Tel daarbij de harde Israëlische dienstplicht op en je krijgt een idee van de ruwe mentaliteit van veel Israëli’s. Ik kan er nu goed mee omgaan, maar kom nog steeds af en toe schuimbekkend terug van een boodschapje. En als ik in Nederland ben, vinden mensen mij geloof ik een wild dier. Voordringen, schreeuwen, confronteren, ik doe het allemaal met overgave.”

Wat is het moeilijkste aan werken in/vanuit Israel?

“In willekeurige volgorde:

–         Het land ligt onder zo’n vergrootglas dat alles wat ik schrijf, leidt tot verhitte debatten en scheldpartijen. Je wilt niet weten wat er allemaal staat onder mijn berichten op nu.nl of Geenstijl. Dat is schokkend. Over wilde dieren gesproken.
–         Als mensen in of uit Nederland over mijn werk willen praten, is dat meestal niet alleen uit belangstelling. Ze grijpen de gelegenheid vooral aan om hun eigen standpunten over het land te etaleren.
–         Het leven is extreem duur.”

Op welke productie ben je tot nu toe het trotst?

“Ik kreeg onlangs de kans een groot achtergrondverhaal over ondergrondse ziekenhuizen te schrijven. Dat was een schitterend onderwerp. Deze ziekenhuizen kunnen in oorlogssituaties ondergronds gewoon doorgaan met opereren en behandelen. Technologisch en logistiek gezien is het allemaal zeer geavanceerd. Maar juist die ‘wij zijn niet voor een gat te vangen’ – mentaliteit, illustreerde heel goed de existentiële angst waaronder de mensen hier uiteindelijk toch leven. Goede tweede is een essay waarmee ik een geldprijs won. Dat essay raakte aan mijn journalistieke niche en de prijs sterkte mijn geloof in de keuze om correspondent in Israël te worden.”

Hoeveel uur besteed je per dag aan je journalistieke werkzaamheden en wat is de verhouding bureau-/veldwerk?

“Zo’n zes uur per dag. Veertig procent veldwerk, zestig procent bureauwerk.”

Voor wie werk je allemaal? Doe je er ook niet-journalistiek werk naast?

“ANP, Het Nieuw Israëlitisch Weekblad, diverse (populair)wetenschappelijke tijdschriften en medische blogs. Ik ga nu beginnen voor Amerikaans mediaconsortium. Ik werk daarnaast als bureauredacteur voor een Israëlisch bedrijf. Verder schrijf ik af en toe commerciële teksten en werk ik als marketingadviseur.”

Op welke manier gebruik jij  sociale media en waarom?

“Twitter en Facebook gebruik ik intensief. Mijn persoonlijke Facebookpagina is een kanaal geworden waarop ik mijn verhalen plug. Volgens mij begint dat voor iedereen behoorlijk irritant te worden, maar goed. Met Twitter heb ik een haat-liefde relatie. De vluchtigheid staat mij erg tegen, maar sinds ik een stuk minder mensen volg en zelf iets vaker update, sleep ik er regelmatig opdrachten mee binnen. Mijn belangrijkste onlinekanaal is mijn eigen website, www.janfranke.com. Ik plaats er vrijwel alles wat ik schrijf en iedereen kan het gratis lezen. Ik vind vormgeving belangrijk en zit regelmatig ’s avonds te sleutelen en na te denken hoe het beter en mooier kan. Mijn website is mijn portfolio en visitekaartje. Een goede website levert op jaarbasis zeker een handvol nieuwe klanten op.”


Wat is jouw gouden tip voor journalisten die correspondent willen worden?

“Zorg dat je een eigen niche creëert en unieke expertise opbouwt. Leer een taal, wordt een meester in statistiek, leer fotograferen. Er zijn veel te veel algemene journalisten in Nederland en er is nog lang geen verdienmodel voor online nieuws. Nederlandse kranten zijn sterfhuizen die teren op steeds jongere freelancers die ze afschepen met een schandalige vergoeding. Daar moet je het dus niet van hebben. En leer commercieel denken. Als je er echt van wil kunnen leven, moet je de toko runnen als een bedrijf. Dat is het tenslotte ook.”

Vergelijkbare berichten