|

‘Ga niet meteen naar het allergevaarlijkste gebied ter wereld’

Bio: Jan Eikelboom (1964) doet voor Nieuwsuur verslag over het Midden-Oosten. Vanuit zijn standplaats in Nederland vliegt Eikelboom steeds naar het Midden-Oosten om er reportages te maken. Daar heeft hij een boek over geschreven. Op Twitter: @JanEikelboom.

Waarom ben je Midden-Oostenverslaggever geworden?

“Ik ben er min of meer ingerold. In 1991 ging ik, voor de radio, voor het eerst naar Israël. Toen waren net voorgesprekken voor de vredesbesprekingen voor het Oslo-proces begonnen in Madrid. Ik zat in Oost-Jeruzalem en kreeg al heel snel een hekel aan Israëliërs én Palestijnen. En er was ook al geen bier te krijgen vanwege een religieuze feestdag.”

“Hier kom ik nooit meer, dacht ik. Daarna ging ik toch nog eens voor de televisie en toen nog een keer. En wie eenmaal twee keer is geweest, is specialist. Met de afgelopen twee revolutiejaren in de Arabische wereld is dat in een stroomversnelling geraakt. Sindsdien doe ik weinig anders meer dan door Arabische landen reizen.”

“Iedere keer als ik in de regio ben, voelt het als thuiskomen. Ik voel mij er op mijn gemak. Het is er leuk werken. Alles gaat veel losser, je hoeft geen afspraken te maken. En het stikt er van de mooie verhalen, dus wat mij betreft blijf ik het nog heel lang doen. Ik leer niet voor niks Arabisch.”

Je reist er steeds heen. Waarom ga je er niet wonen?

“Ik vind het ook wel prettig om tussen de verhalen door terug te keren in Nederland, naar mijn kinderen. die nog naar school gaan en studeren. Het is ook wel prettig om wat afstand te bewaren tot je onderwerp, en om na alle oorlog even te kunnen bijkomen.”

Staat je koffer altijd klaar?

“Nee, maar die is wel snel gepakt. Wat ik meeneem hangt af van waar ik heenga. In elk geval altijd zo’n zaklampje voor op je hoofd, een EHBO-kit en een kompas. Nog nooit gebruikt, maar het kan nog een keer van pas komen. En natuurlijk kaarten en reisgidsen. Ik heb Lonely Planets van alle Arabische landen. Daar staat veel informatie in over plaatsen die je anders niet kan bedenken. En soms een kogelvrijvest, helm of gasmasker.”

Jouw standplaats is eigenlijk Hilversum, hoe volg jij het nieuws uit de Arabische wereld?

“Op dezelfde manier als correspondenten die daar wonen. Door nieuwsmedia te volgen en in mijn geval door er rond te lopen. Iedere keer word ik weer verrast omdat het toch anders ligt dan ik dacht. Ik had niet verwacht dat mensen in Tunesië nu al zouden roepen om de terugkeer van Ben Ali. Of dat er in de thuisstad van Morsi op hem gemopperd wordt. Of dat bij een anti-Morsidemonstratie een vrouw in nikaab zegt: ‘Egypte is ook voor christenen en joden.’ Wij denken zwart-wit over het Midden-Oosten. Dat wil ik blootleggen, het ligt allemaal veel genuanceerder. Je hoeft niet bang te zijn voor iemand met een baard of nikaab.”

Is dat het verhaal dat je wil vertellen?

“In essentie wil ik vertellen dat het mensen zijn zoals jij en ik. Ook iemand in het Midden-Oosten heeft pijn als hij zijn kind verliest. Stel je eens voor dat wij in een Aleppo-achtige situatie terecht komen, dat zou voor ‘ons’ net zo erg zijn als voor ‘hen’.”

Wat is het moeilijkst aan verslag doen in het Midden-Oosten?

“Het is ingewikkeld om erachter te komen hoe het echt zit. Er zitten in elk land verschillende partijen die er geen belang bij hebben om de waarheid te vertellen, die willen vooral hun eigen strijd winnen. In die strijd is alles geoorloofd, zoals mensen doodschieten. Dan is het eenvoudiger om ergens een leugentje te verkopen. Je wordt van alle kanten bedonderd. Niet alleen door ‘bad guys’, zoals het regime van Assad dat liegt en bedriegt, ook door de ‘good guys’. Die schetsen net zo goed hun eigen beeld van de werkelijkheid.”

“Ik ben er eens ingetrapt toen mensen kogelhulzen lieten zien en zeiden: ‘Kijk, die schoot Khadaffi op ons af.’ Dat zag je later ook in Syrië. Dat is natuurlijk onzin, want je vindt hulzen op de plek vanwaar er geschoten is. De eerste keer trapte ik erin. De tweede keer in Syrië niet meer.”

Neem jij veel contant geld mee als je op reportage gaat?

“Ja, dat is erg belangrijk. Met geld kom je altijd weg. Mensen kunnen je uit goedheid helpen, maar je weet maar nooit. Voor mijn gevoel moet je genoeg geld bij je hebben. Het liefste in dollars. Dan kan je misschien een chauffeur vinden die je wel naar Aleppo brengt. Het is wel riskant, ik ben een keer van zes-, zevenduizend euro beroofd. Het was in Iran op de laatste dag van mijn verblijf. Ik moest die dag het hotel betalen en ben beroofd. Nota bene door iemand van de Republikeinse Garde. Ik kon geen aangifte doen, hoewel ik wist wie het had gejat. Mijn tas stond in het kantoor van een commandant toen ik op reportage was. In het wisselkantoor kwam ik erachter.”


Hoe doe je het als je aankomt op een plek en direct live in de uitzending moet?

“Bij Nieuwsuur moet ik in zo’n geval de situatie duiden. Daar is niet veel voor nodig. De feiten kan je wel aangeleverd krijgen uit Hilversum. Ik vertel wat ik zie in een land. Met de achtergrondinformatie die ik dan al heb probeer ik de situatie te duiden.”

“Kruisgesprekken zijn niet mijn favoriete onderdeel. Het is vaak de wens van de redactie. Ze bieden wel meer mogelijkheden tot duiding en analyse, maar soms heb ik niet veel toe te voegen aan de reportage. Dat vind ik het leukste om te doen: op pad gaan en mensen opzoeken. Ik hoef niet per se met mijn hoofd op tv.”

Op welke productie ben jij tot nu toe het trotst?

“Er zijn een aantal verhalen die ik oké vind, zoals een lange reportage die we laatst in Noord-Syrië maakten over hoe de situatie gewone dorpsbewoners raakt. Daar hebben we het oorlogsgevoel invoelbaar kunnen maken.”

“Ik ben er trots op dat wij als eersten een Syrisch visum kregen om een andere kant van het verhaal te laten zien. Het heeft moeite gekost om dat verhaal in Nederland te slijten. Ik merkte in de publieke opinie en ook bij collega’s dat het verhaal dat wij brachten niet werd geloofd. We lieten zien dat er ook steun is voor Assad, dat de rebellen ook niet allemaal engeltjes zijn en ook vreselijke dingen doen.”

“Iedere keer als wij een Assad-aanhanger aan het woord lieten zei men: ‘Ja ja, die is gedwongen om dat te zeggen.’ Ik ben er wel trots op dat ik tegen de stroom in dat verhaal ben blijven maken. Collega’s zeiden ook dat waar wij mee bezig waren niet deugde. Wij zouden de propagandamachine van Assad zijn. Maar wij zaten er, en dit is wat wij zagen. Nu is men er wel van overtuigd dat het verhaal niet zo zwart-wit is als men toen dacht.”

“Een verhaal heeft altijd twee kanten. Wij zijn er niet om te vertellen wie de ‘good guys’ en ‘bad guys’ zijn. Je krijgt meer inzicht in de situatie of conflict als je je ook inleeft in de positie van de andere partij. Er is een andere kant, er zijn ook mensen die Assad steunen. Mensen die uit Homs zijn gevlucht voor de rebellen, of christenen die bang zijn hun geloof niet meer in vrijheid te kunnen belijden als de soennieten de macht grijpen. Allemaal deel van het verhaal. Dat moet je ook laten zien.”

En je interviewde als enige Nederlander Ahmedinejad.

“Dat is te danken aan Roozbeh Kaboly (@rzbh), journalist bij Nieuwsuur. We zijn er jaren mee bezig geweest om dat voor elkaar te krijgen. Het was een kwestie van goede contacten onderhouden met de Iraanse ambassade in Nederland. Dat doen we nog steeds. We gaan langs alle recepties en gaan af en toe even praten. Uiteindelijk gunnen ze je dan zo’n interview.”

Hoe heb je het interview voorbereid?

“Nadat ik alle interviews met Ahmedinejad had bekeken kon ik een strategie bedenken om hem kritisch maar fair te ondervragen en te luisteren naar wat hij heeft te zeggen.”

En toen?

“Ik ging er in mijn eentje heen en het interview werd opgenomen door mensen van waarschijnlijk de staatstelevisie. Bij de ingang stond een man met een enorm bloemstuk die zei: ‘U komt voor het interview? Volgt u mij maar!’, en toen ben ik achter hem aangelopen. Ik had een oortje in waardoor de Engelse vertaling kwam en Ahmedinejad had een oortje waarin hij de Perzische vertaling kreeg. Ik had wel een paar begroetingswoorden in het Perzisch geleerd. Het was bijzonder om te doen. Ik had een half uur en hoefde de vragen niet van te voren te laten zien.”

Je bent in Nederland, maar ook vaak op reis. Wat is de verhouding bureauwerk-veldwerk?

“Ik produceer vaak ter plekke, ik doe niet zoveel aan bureauvoorbereiding, zo werkt het naar mijn idee in het Midden-Oosten ook niet. Je maakt er niet een week van te voren een afspraak. Je bekijkt vaak op de dag zelf wat je gaat doen. Als ik weet wat ik in een reportage wil, kan ik wel alvast de fixer bellen om die afspraken te maken. In het algemeen ga ik naar locaties waarvan ik denk dat er een verhaal zit. Je moet vooral goed nadenken over de volgende stappen in je verhaal en waar je die kan halen. In het mortuarium liggen lijken en is dus drama te vinden, in het ziekenhuis vind je gewonden enzovoorts.”

Hoe belangrijk zijn fixers voor jou?

“Je kan niet zonder. Zij kennen de weg en de mensen, ook al zijn het lang niet altijd journalisten. Maar er zitten echt goede tussen. Zoals in Gaza. Dan kwamen we aan en zei hij: ‘Zou je het leuk vinden om wat mensen van de Islamitische Jihad te interviewen of van de Al Qassam-brigades?’ Prima! Dan interviewden we in een achterafsteegje mannen met sjaals om hun gezicht en raketten naast zich.”

Op welke manier gebruik je social media en waarom?

“Facebook gebruik ik alleen privé. Twitter vind ik leuk om mensen te vertellen wat ik meemaak en om mijn reportages aan te kondigen. Mensen vinden het leuk om in 140 tekens verslag te krijgen van wat er dan echt gebeurt. Het is de enige manier waarop je on the spot verslag kan doen: je kan niet zomaar inbreken in een uitzending. En ik haal er heel veel achtergrondinformatie. En soms personen. Zoals het meisje uit een reportage over Tunesië. En het is gewoon gezellig om even te ouwehoeren met andere mensen. Discussies zijn ook vaak erg leuk, net als reacties op mijn reportage. Mensen kunnen ter verantwoording roepen over een reportage.”

Werkt dat ook altijd?

“Bij de reportages uit Israël liep dat echt de spuigaten uit, totaal absurd. Ik heb van beide kanten verslag gedaan. Ik begon aan de Israëlische kant, toen kreeg ik allemaal verwensingen uit het pro-Palestijnse kamp, tot en met dat ik Himmler zou zijn aan toe. Waar dat op sloeg begrijp ik nog steeds niet.”

“Toen ging ik verslag doen van de Palestijnse kant van de oorlog en werd ik door de mensen die me eerst verketterden op het schild gehesen als de grote held die laat zien hoe het echt zit. En door de pro-Israëlisch mensen die mij eerst hadden bejubeld werd ik nu weer verketterd. Het sloeg nergens op, maar vooral de intensiteit van de reacties verbaasde me. Dat probleem is zo absurd geworden, mensen willen niet meer de andere kant zien.”

Het conflict in Israël ten spijt lijkt Syrië op dit moment dé plek om een verhaal ‘te halen’, zeker voor jonge journalisten…

“Aleppo werkt als magneet op jonge journalisten die de ambitie hebben om oorlogsfotograaf of journalist te worden, maar ze steken zonder ervaring, training, geld, bescherming of contacten de grens over. Ik snap die drive om erheen te gaan, maar je speelt wel met je leven.”

“Ervaring is geen garantie dat het goed gaat, in Syrië zijn ook hele ervaren journalisten omgekomen, maar voor onze laatste trip naar Syrië hadden we maanden voorbereidingstijd nodig. Fixers zoeken, informeren bij grensposten, rebellen in Aleppo informeren dat we eraan komen, waar gaan we zitten, lokale coördinatoren inlichten, satelliettelefoons regelen, gsm-kaarten in Turkije kopen. Het is geen kinderspel. Voor mijn gevoel zijn er veel jonge journalisten die denken: Syrië, daar springen we gewoon in. Een jonge journaliste van een lokale omroep wil erheen om een reportage te maken over een hulpverlener van 21 die naar Syrië gaat om dekens uit te delen… Het is gewoon een oorlogsgebied daar, Aleppo is echt levensgevaarlijk.”

“Ik snap de ambitie, maar bouw het op, ga niet meteen naar het allergevaarlijkste gebied ter wereld. Ga eerst eens naar een crisis in Afrika: genoeg ellendige plekken in de wereld waar je verslag van kan doen. Het wordt ook uitgelokt door de media die zelf niet de verantwoordelijkheid nemen om journalisten te sturen, maar de mensen die er heen zijn getrokken in de schijnwerpers zetten. Tom Daams zat bij Pauw en Witteman, Irene de Zwaan bij bij De Wereld Draait Door en de Volkskrant drukte de foto’s van Daams af. Daarmee nemen ze wel een verantwoordelijkheid voor die mensen. Je weet hoe ze er beland zijn. Hoe mooi de foto’s ook zijn, je moet ze niet plaatsen.”

“Zeggen ‘ja, ze zijn veilig terug gekomen, laten we die foto’s maar plaatsen’, is te makkelijk. Dan ben je ervoor verantwoordelijk dat ze de volgende keer weer gaan. Wat als ze dan in de shit komen te zitten, wie gaat ze dan redden? Daams had geen gijzelingsverzekering. Toen die verslaggever van ABC gegijzeld werd, vlogen er tien, twaalf mensen uit Amerika om hem uit de penarie te helpen.”

Wat is jouw gouden tip voor journalisten die verslag willen doen vanuit het Midden-Oosten?

“Doe het rustig aan, je hebt de tijd. Je hoeft niet gelijk in Aleppo rond te lopen. Ga naar Tunesië, Libië of Egypte. Daar is het niet heel gevaarlijk, maar vind je wel verhalen. Er zijn in het Midden-Oosten veel verhalen te vertellen zonder je leven gelijk in de waagschaal te leggen.”

“Doe dat eerst, die verhalen moeten ook verteld worden. Kijk goed rond, laat je leiden door wat je ziet. Niet door wat je thuis hebt bedacht. Dan rol je vanzelf van het ene in het andere verhaal. Laat je leiden door die flow. Je verhalen worden anders dan je van tevoren dacht, maar dat is mooi.”

Lees ook in de serie De (jonge) correspondent:

Aflevering 1: Fleur de Weerd in de Oekraïne
Aflevering 2: Wies Ubags in Colombia
Aflevering 3: Leonie van Nierop in Israël en de Palestijnse gebieden
Aflevering 4: Alex Hijmans in Brazilië
Aflevering 5: Pieter Van Maele in Suriname
Aflevering 6: Niels Kraaier in Australië
Aflevering 7: Harald Doornbos in het Midden-Oosten
Aflevering 8: Guus Valk in Washington
Aflevering 9: Geert Jan Hahn in Kiev
Aflevering 10: Stéphane Alonso in Warschau
Aflevering 11: Mark Schenkel in Oeganda
Aflevering 12: Olivier van Beemen in Parijs
Aflevering 13: Peter Scheffer in Buenos Aires
Aflevering 14: Dirk Wanrooij in Cairo
Aflevering 15: Titia Ketelaar in Londen
Aflevering 16: Eduard Padberg in Cairo
Aflevering 17: Fernande van Tets in Beiroet
Aflevering 18: Arne Doornebal in Oeganda
Aflevering 19: Henk Hirs in Boedapest
Aflevering 20: Jan Franke in Tel Aviv
Aflevering 21: Chantal Groothengel in Los Angeles
Aflevering 22: Michiel Philippart in Londen
Aflevering 23: Olaf Koens in Moskou
Aflevering 24: Thalia Verkade in Moskou
Aflevering 25: Miriam Mannak in Kaapstad
Aflevering 26: Eveline Bijlsma in Parijs

Volg DBR ook op Twitter en Facebook.

Vergelijkbare berichten