Medicijnen tegen Braziliaanse keelontsteking. Foto Katy Sherriff
|

Bureau Brazilië even op z’n buik door luchtvervuiling

Het was natuurlijk de goden verzoeken. ‘Dit keer hopelijk geen ziekenhuisperikelen’, schreef ik in mijn vertrekblog. Ik heb het vijf dagen uitgehouden. Die verdomde keelontsteking werd maar erger en erger. Woensdag dan maar naar een KNO-arts; huisartsen kennen ze hier niet. Gelukkig heb ik nu een netwerk waar ik aanspraak op durf te maken: mijn huisgenoten, mijn buurvrouw. Een kliniek in onze wijk was snel gevonden. Om de hoek bij mijn vriendin Adriana, die al op me wacht bij de ingang. Samen wachten doet de tijd snel verstrijken.

Portugese les
“Ottorinolaringologia”. Na drie keer proberen, komt het woord op het bordje boven de balie vloeiend over mijn lippen. KNO-arts in het Portugees. Andere woorden die ik leer: laryngite (keelontsteking) en de vervoeging van het werkwoord tossir (hoesten; eu tusso ‘ik hoest’, ‘estou tossindo’ ik ben aan het hoesten; ‘a tosse’ de hoest.) Bij het vorige ziekenhuisbezoek leerde ik ‘cólicas’ (buikkrampen) en ‘intestinos’ (die is makkelijk). En zo maken we van die onaangename bezoekjes maar een lesje Portugees.

Volgens de arts is het geen virus, maar hoogstwaarschijnlijk de luchtvervuiling. Het droogte-seizoen is begonnen, de winter dus. Waar ik me in de zomer nog vaak vervloekte om die tropische stortbuien aan het eind van de dag, die zorgden dat thuiskomen een overlevingstocht werd, mis ik die dagelijkse stadsdouche nu. Wat is deze stad smerig zeg. Waarom wil ik hier eigenlijk wonen?

Piekeren
Nu is het 3.20u ‘s nachts en zit ik in de keuken aan de gemberknoflookhoningthee. De paardenmiddelen van de arts sloegen woensdagnacht meteen aan, de koorts van ruim 39 graden woensdag was de dag erna al weggezweet. Maar die hoest, die verdomde hoest blijft mijn longen maar kietelen. Ik slaap er al dagen slecht van. En mijn huisgenoten ook Nu vertrek ik morgenvroeg naar Rio de Janeiro voor een reportage-reis. En dan lig ik dus wakker te piekeren. Hoesten. Piekeren.

En dan sta ik maar op om een blog te gaan schrijven aan de keukentafel. Met zo’n smerig kopje thee, schijnt heel goed te zijn tegen hoest, hoorde ik ook gisteren weer van onze Japanse overbuurvrouw in de lift.

Kapstok
Ik ga voor de Vlaamse krant De Tijd en jongerenkrant SevenDays een artikel schrijven over de impact van de stadsvernieuwing en grote infrastructurele werken in Rio voor WK en OS op de favela-inwoners. Een verhaal waar ik al een tijd mee loop, waar andere correspondenten inmiddels ook al over schreven, maar waar ik hoop nog een eigen draai aan te geven. Twee maanden terug had De Tijd al interesse, maar toen zat ik nog in Nederland. Nu begint volgende week de Confederations Cup, het ‘proefdraaien’ voor WK2014, en dat is dan een kapstok om zo een verhaal te brengen. Zo gaat dat in de journalistiek. Denk altijd aan je kapstok, het is je verkoopmiddel. Af en toe heel irritant.

Katy the Couchsurfing Correspondent
Helaas haakte de VPRO op het laatste moment toch af. Ik heb van De Tijd een reisbudget van 200 euro. Dat is armzalig, mijn retourticket is al 135 euro. En voor deze reportage zal ik van hot naar her door de stad reizen. Dus ik probeer nog iets te slijten bij VRT op het laatste moment, en Deutsche Welle. Ik heb wel een gratis slaapplek, bij trombonist Raphael, die ik eerder dit jaar voor het tijdschrift ZIN interviewde. Een hartelijke, betrouwbare jongen die samen met zijn lief toevallig om de hoek woont van één favela die ik wil bezoeken. Voor de rest ligt het ver buiten de route. Maar ja, als freelancer moet je wat. Ik heb bedacht dat ik me maar ‘couchsurfing correspondent’ ga noemen. Tijdens de Gay Pride ontmoette ik bijvoorbeeld Thiago, een allerhartelijkste homo uit hoofdstad Brasília. Ik ben altijd welkom. Hup, op Facebook toegevoegd en contact houden. Daarom heb ik dit keer mijn zelfopblaasbare matje en slaapzak uit Nederland ingevlogen. Zo moet ik het doen, anders kom ik nooit São Paulo uit.

Riskant
Ik heb dus in Rio geen budget om continu de taxi te nemen. Wanneer ik morgen aankom op het vliegveld zal ik twee bussen moeten nemen richting Raphael’s huis. En dat met op mijn rug een rugzak met kleding en toiletspul, op mijn buik mijn laptop, opname-apparaat, telefoon, foto-camera – mijn hele kantoor dus. Bureau Brazilië op mijn buik.

Dat is riskant, en dat zijn dingen die je nooit ziet als je een artikel leest of reportage hoort. Dan lijkt het alsof die verslaggever hup-hup met zevenmijlslaarzen door zo’n stad heen banjert. Maar de logistiek achter zo’n verslag is af en toe erg moeilijk te regelen. Ik heb wel betrouwbare contacten in verschillende favelas. Allen alleen nog via telefoon gesproken. Het meeste zorgen maak ik me eigenlijk over mijn mede-passagiers in vliegtuig en bussen, die ik zal storen met mijn irritante gehoest. Tsja.

De thee is op, de hoest blijft met vlagen kietelen, ik ga toch nog maar proberen twee uurtjes te slapen.

Dit blog verscheen op 8 juni op Bureau Brazilië van Katy Sherriff.

Vergelijkbare berichten