Idealistische journalistiek? Wel in het geval van Mauritanië
Idealisme en journalistiek gaan doorgaans slecht samen – daarvan ben ik altijd overtuigd geweest. Wie de wereld wil verbeteren moet geen journalist worden. Journalist ben je in de eerste plaats om te informeren. En informeren werkt het best als je geen vooropgezet doel nastreeft dat je observaties kleurt.
Want hoewel een journalistiek verhaal natuurlijk altijd enigszins subjectief is, heb je de meeste kans een zo evenwichtig mogelijk beeld te schetsen van een situatie als je niet vooraf de intentie hebt die situatie te veranderen. Een journalist is er om de situatie weer te geven. Het is vervolgens aan anderen om, op basis van die informatie, de situatie te veranderen op de manier die hen goeddunkt.
Maar soms ontkom je simpelweg niet aan idealisme. Dat realiseer ik me sinds ik een paar jaar terug voor het eerst hoorde over hedendaagse slavernij in Mauritanië. Daarover schrijf ik sindsdien niet uitsluitend om vrijblijvend te informeren. Ik hoop wel degelijk (misschien in al mijn naïviteit) dat het een heel klein beetje helpt westerse regeringen ertoe te bewegen druk te gaan uitoefenen op Mauritanië om daar de hedendaagse slavernij uit te bannen. Ik schrijf hier dus wel degelijk met een wat idealistische insteek over, met een doel.
[pullquote align=”right”]Soms ontkom je niet aan idealistische journalistiek[/pullquote]
De afgelopen paar jaar wijdde ik een serie artikelen aan het onderwerp, in Hard Gras, Trouw en De Groene Amsterdammer, plus een hoofdstuk in mijn boek ‘Een hongerbuik is snel gevuld’. En ik merk dat ik het onderwerp maar moeilijk kan loslaten. Omdat ik wil dat er iets verandert. Omdat ik wil dat Nederland, de Europese Unie en heel de wereld Mauritanië eindelijk eens de duimschroeven aandraaien.
Letterlijk het bezit van een ander
De meeste mensen in het Westen weten helemaal niet dat slavernij in Mauritanië nog altijd op grote schaal (en in zijn meest traditionele vorm) bestaat. Een op de zes mensen in Mauritanië is bezit van een ander. Letterlijk.
Slaven in Mauritanië mogen niet naar school, mogen niet kiezen met wie ze willen trouwen, zij moeten extreem hard werken zonder loon, vrouwen kunnen ongestraft worden verkracht, slavenkinderen kunnen op feestjes door hun meesters aan andere meesters worden weggegeven als cadeau. Hun ouders zien zij dan vaak nooit meer terug.
[pullquote align=”right”]Slaven mogen niet naar school, vrouwen worden verkracht, kinderen kunnen worden weggegeven als cadeau[/pullquote]
Voor één van mijn verhalen interviewde ik twee jaar terug Biram Dah Abeid, de belangrijkste anti-slavernijactivist van Mauritanië. Ik was diep onder de indruk. De man riskeerde zijn leven om anderen uit de slavernij te bevrijden. Hij verbrandde openlijk op straat het islamitische geschrift waarop de traditie van slavernij is gebaseerd – en dat in de Islamitische Staat Mauritanië, waar je al de gevangenis in kunt gaan voor het drinken van alcohol. Er werden (tevergeefs) aanslagen gepleegd op zijn leven.
Dah Abeid werd voor zijn levensgevaarlijke werk gelauwerd met de VN Mensenrechtenprijs, een van de meest prestigieuze mensenrechtenprijzen ter wereld. Onder anderen Nelson Mandela ging hem voor. Maar de slaven in zijn land kreeg Dah Abeid met die prijs niet vrij.
De Europese Unie zwijgt vanwege strijd tegen terrorisme
Want daarvoor is vooral druk van de Europese Unie nodig. Mauritanië is afhankelijk van de EU. Maar Europa houdt zich stil, omdat de regering van Mauritanië, die de slavernij in het land laat voortduren, zo’n lekker stabiele bondgenoot is in de strijd tegen moslimterrorisme. Dat vinden we in Europa belangrijker.
Wij Europeanen hebben onze mond vol van het belang van mensenrechten, maar als wij iets kunnen doen aan de meest verregaande schending ervan (want dat is slavernij), dan geven wij niet thuis.
[pullquote align=”right”]Wij hebben onze mond vol van het belang van mensenrechten, maar als wij iets kunnen doen aan de meest verregaande schending ervan, geven we niet thuis[/pullquote]
Tot mijn schaamte hoorde ook ik pas gisteren dat Dah Abeid al in januari is veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf vanwege zijn pogingen slaven in zijn land te bevrijden. Zo oorverdovend is de stilte rond de situatie in Mauritanië, dat het mij (en ongetwijfeld niet alleen mij) volledig was ontgaan.
Dus merk ik dat ik weer boos word vanwege die stilte en de onverschilligheid, vanwege mijn eigen onoplettendheid ook. Opnieuw borrelt daardoor enig idealisme in mij op en wil ik over deze grove misdaad tegen de menselijkheid schrijven – en interesseert het mij even helemaal niets dat ik met dit artikel verre van de objectieve en evenwichtige journalist ben die ik normaal gesproken zo graag wil zijn.
Teken de petitie die oproept Biram Dah Abeid vrij te laten.