Waarom protesteren loont
Gespreid over verschillende Braziliaanse steden verzamelden zich op 15 mei duizenden burgers voor een groot ‘anti-wereldbeker’ protest. Ze verwijten hun regering dat de ‘Copa’ zoveel belastinggeld kost, terwijl Brazilië andere, dringendere noden heeft zoals beter onderwijs, betere gezondheidszorg en goed openbaar vervoer.
Analisten en regeringsleiders houden de protesten in de gaten alsof het een soort ‘thermometer’ betreft van het klimaat tijdens de wereldbeker. De duizenden deelnemers zijn veel minder dan het verwachtte aantal en zijn slechts een fractie van de miljoenen demonstranten tijdens de juni-protesten van vorig jaar. Iedereen lijkt zich af te vragen: zullen de echt grote manifestaties nog komen, of is die tijd voorbij? En hebben al de protesten ook maar enig verschil gemaakt?
Betogingsmoeheid en angst voor geweld
Ten eerste is het belangrijk om te beseffen dat het bijna onmogelijk is om maanden aan een stuk miljoenen mensen op de been te krijgen. Bovenop deze ‘betogingsmoeheid’ spelen echter ook nog andere zaken mee. Vele Brazilianen, vaak middenklassers, zijn namelijk bang geworden van het grove politiegeweld. Ze staan wel achter de gedachte van de protesten, maar vinden de zaak net niet belangrijk genoeg om ervoor traangas, een arrestatie of de gummiknuppel te riskeren.
Aan de andere kant zijn ook niet alle betogers geheel onschuldig. Een keerpunt in de populariteit van de demonstraties was de dood van de onschuldige journalist/cineast Salvador Andrade in Rio in februari dit jaar. Andrade was aan het werk tijdens een demonstratie tegen de verhoging van de bustarieven, toen hij geraakt werd door een vuurpijl afgeschoten door een ‘black bloc’. Een ‘black bloc’ is strikt gezien een betogingstactiek waarbij de betoger ervoor kiest om zich -meestal in het zwart- met een masker of sjaal onherkenbaar te maken, dat soms ook vergezeld wordt met het uitoefenen van geweld, zoals dus ook in Rio het geval was. De dood van Andrade maakte een hoop kritiek los in de Braziliaanse staatsmedia, die betogers al snel wegzetten als vandalen.
Protest vertaald in stakingen
Ondanks het gebrek aan mensenmassa’s zijn de protesten in Brazilië nog even heftig als in juni vorig jaar, zo niet nog heftiger. Het protest heeft zich enkel verplaatst van de straat naar de werkvloer: steeds meer werknemers staken de arbeid. Zo hebben leraren voor onbepaalde tijd het werk neergelegd. Buschauffeurs, die het meeste transport in Brazilië in handen hebben, hebben al een aantal dagen verstek laten gaan en zeggen nog niet klaar te zijn. Ook de vuilnismannen hebben gestaakt, met een loonsverhoging van 40% als resultaat. De culturele sector hield er eveneens voor enkele dagen mee op, en waarschijnlijk ben ik nog een aantal beroepsgroepen vergeten. Met andere woorden: het is niet overdreven om te stellen dat een groot deel van Brazilië simpelweg plat ligt en dat de repercussies hiervan minimum even groot zijn als bij de betogingen vorig jaar.
“Toch zijn de protesten in Brazilië nog even heftig als in juni vorig jaar, zo niet nog heftiger. Alleen valt dit deze keer niet in het aantal betogers af te lezen, maar wel in het aantal stakende werknemers.”
De ultieme bedreiging tegenover de staat komt momenteel van de kant van de politie. Deze dreigt namelijk het werk neer te leggen tijdens de wereldbeker. De gevolgen die dit met zich zou meebrengen zijn niet te overzien, want de publieke orde in Brazilië hangt dezer dagen vooral af van de politie en zijn repressief karakter.
Bewezen effectief
De protesten in juni hebben dus wel degelijk hun nut al bewezen. Als de politie zou staken, zijn er maar twee mogelijkheden: een toegeving op al hun vragen, of een antwoord van het leger. Aangezien dat laatste zou resulteren in een opheffing van Brazilië als democratie, zal Dilma waarschijnlijk toegeven. Hoe ellendig de situatie hier momenteel ook is; Brazilië is momenteel het levende bewijs dat protesteren loont.