|

‘Van journalist ben ik journalist met engagement geworden’

Chris Michel is een meeslepend verteller. Terwijl ik in een restaurant aan de Amsterdamse Prinsengracht naar hem luister, gaan er haast ongemerkt twee uur voorbij. Als tegen elven de recorder uit gaat, en de wijn bijna op is, kijken we even om ons heen. De muziek is uit, het sop staat op de tafels, we blijken de laatste nog aanwezigen.

Gelukkig logeert Michel die avond in Amsterdam, en heeft hij geen haast. De Vlaamse journalist en documentairemaker, 57 jaar oud, verdeelt zijn tijd tussen Gent, waar hij een huis heeft, en het Grote Merengebied dat ruwweg bestaat uit Congo (DRC), Rwanda, Oeganda, de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) en Zuid-Soedan. Hij kent de regio uitstekend, en was er achtereenvolgens avonturier (!), reisgids, VTM-correspondent en freelance documentairemaker. Regelmatig is hij te zien of te horen bij Nieuwsuur, VRT-Terzake of Radio 1.

Waarom ben je correspondent geworden in Centraal-Afrika?

‘Ik ben altijd erg sportief geweest, en nam deel aan avonturenevents over de hele wereld: rafting, valschermspringen, enzovoort. Midden jaren tachtig ging ik ze zelf organiseren. Ook in Afrika. Voor de VRT heb ik op een bepaald moment verslag gedaan van het WK mountainbike. Dat was mijn kennismaking met de journalistiek. Toen het in 1993 opnieuw onrustig was in Congo, kon ik een visum krijgen. Er waren daar toen geen Belgische journalisten, dus dat was een enorme kans. ’s Anderendaags was ik weg.’

En toen kwam in 1994 de genocide in Rwanda.

‘Dat was een verwarrende tijd. De Hutu’s en Tutsi’s hadden hun eigen propagandakanalen. Na een paar dagen ben ik doorgereisd naar de vluchtelingenkampen in Oost-Congo, een collega bleef achter in Kigali. Gedurende maanden heb ik vanuit die kampen reportages gemaakt. Daar kon ik naast de dagelijkse nieuwsitems achtergrondverhalen maken. Het was zeer aangrijpend wat ik zag. UNICEF beheerde vlakbij Goma een kamp vol weeskinderen, ongeveer 25.000. Die klampten zich aan me vast. Ze hadden geen referentiepunt meer, geen zekerheid. Velen hadden de genocide overleefd door zich dood te houden te midden van de lijken. De meesten konden niet meer praten. Als nieuwsmaker moet je dan oppassen dat je geen oude wonden openrijt.’

Heb je altijd alle vrijheid gekregen van je opdrachtgevers?

‘Nee, VTM (commerciële Vlaamse zender, JJH) verlangde dikwijls een “Belgische link”. Dan moest ik om de paar dagen bijvoorbeeld een item maken over Belgische expats in Kinshasa. Als er een Belg vermoord werd kreeg dat in de Belgische pers meer aandacht dan de duizenden Congolezen die dezelfde dag omkwamen. ‘Eigen doden eerst’, zeg maar. Mij gaat het om de mensen ter plekke. Dus ben ik in 2003 freelancer geworden. Sinds een paar jaar werk ik hoofdzakelijk vanuit Kampala in Oeganda.’

Vanwaar die keuze?

‘Allereerst om praktische redenen: een vriend heeft daar een lodge waar ik goedkoop kan logeren. Afrikaanse hotels zijn duur, en als freelancer kan ik me die niet veroorloven. Bovendien gaat al het regionale luchtverkeer van de Verenigde Naties via Entebbe, vlak buiten Kampala. Ik heb een speciale kaart, zodat ik als journalist met de blauwhelmen mag meevliegen. Op die manier kan ik in de oorlogsgebieden geraken waar ik anders niet zou kunnen komen. Daar komt bij: onderweg doe ik veel kennis op door in het vliegtuig met hoge VN-officieren te praten. Dan laten ze meer los dan bij een officieel interview, soms dingen die ze helemaal niet mogen vertellen. Ik heb daar ongelooflijk veel profijt van gehad.’

Foto Chris Michel
Foto Chris Michel

Het gevaar van embedded journalistiek is dat je je neutraliteit verliest.

‘Ja, bij het journaal heeft iemand me eens gevraagd of ik dan wel neutraal kon zijn. Ik ben inderdaad met Jean-Pierre Bemba (oud-rebellenleider, JJH) op stap geweest, en op dat moment was ik aan hem overgeleverd. Maar dat betekent niet dat ik propaganda voor hem maakte, want ik ben ook met de Congolese regeringstroepen opgetrokken. Je kunt in die oorlogsgebieden niet werken zonder toestemming of hulp van een strijdende partij. Ik ben met talloze verschillende vechtende partijen embedded geweest. Anders krijg je niets gedaan.’

Was dat vroeger ook zo?

‘Het is de laatste jaren moeilijker geworden, vooral door de komst van het internet. Wanneer ik nu een reportage maak, bekijken lokale partijen die online, en beslissen ze wellicht dat ze niet meer met me willen werken, omdat ik te kritisch ben. Vroeger had je daar geen last van. Anderhalf jaar geleden waren de Oegandese autoriteiten niet gelukkig met mijn reportage over een kindergevangenis in Kampala. Die vonden ze te negatief.’

Zou je het een jonge journalist aanraden om in Congo te werken?

‘Het kan zeker, mits je eerst een netwerk opbouwt. En er is een verschil tussen geschreven journalistiek en televisie. Een camera is een enorme handicap, omdat iedereen onmiddellijk doorheeft dat je journalist bent. Aan de grens worden we soms dagenlang tegengehouden, louter omwille van de camera. Dan betaal je tweeduizend euro extra om toch het land in te mogen.’

En dan loopt je leven ook nog gevaar.

‘Klopt. Persoonlijk heb ik zelfs in de meest gevaarlijke omstandigheden altijd het gevoel gehad: ik kan me hieruit praten. Ik denk dat ik de mentaliteit van de mensen in Centraal- Afrika goed aanvoel, ik heb een klik met ze. Ik ben talloze keren opgepakt of gevangen genomen. Mijn techniek was om vragen te blijven stellen. Doe je dat niet, dan loop je het gevaar dat de verhouding niet langer menselijk wordt. Ik vroeg dan: waar kom je vandaan, waarom doe je dit, enzovoort. Zodra het contact persoonlijk werd, wist ik: ik ben veilig.’

Kun je een voorbeeld geven?

‘Toen in 1997 de regering van Mobutu viel, was ik in Kinshasa. Mobutu’s elitetroepen hebben me toen gevangen genomen. Mijn cameraploeg kon net op tijd vluchten, maar ik werd neergesmeten. Een soldaat ging op mijn rug staan, en schoot demonstratief om mij heen op de grond. Het merkwaardige was: ik was bang, maar werd tegelijkertijd heel rustig. Ik gaf me over aan de situatie. Als ik begonnen was te roepen, hadden ze me zeker doodgeschoten. Vervolgens hebben ze me meegenomen, me geslagen, en me gezegd dat ze me een dag later zouden afmaken. En tout cas, on va te tuer. Ze vonden dat de Belgische pers hun president, Mobutu te kritisch aanpakte, en zo de rebellie had veroorzaakt. Ik bleef praten, vragen stellen. Dan zouden ze het moeilijker vinden om me te mishandelen of vermoorden. Dat werkte, en later werd ik door Europese commando’s bevrijd.’

Foto Chris Michel
Foto Chris Michel

Welk doel heb je voor ogen?

‘Ik wil met mijn reportages het verschil maken. Dat wil zeggen: dingen naar boven brengen die een zender normaal gesproken niet zou uitzenden, omdat er teveel research aan vooraf gaat. Om een voorbeeld te noemen: in 2012 kon ik mee met de Oegandese special forces (Nieuwsuur: De zoektocht naar Joseph Kony, JJH), louter dankzij mijn netwerk. Alleen al om in bepaalde delen van Zuid-Soedan te komen heb je twee weken nodig. Een vaste correspondent kan zich dat niet veroorloven, omdat een zender hem daar niet voor gaat betalen. Wanneer je zoals ik van een zender exclusiviteit krijgt in een regio, kun je je als freelancer goed redden.’

New York Times-columnist Nicholas Kristof heeft eens gezegd dat hij in conflictgebieden altijd voor het meest schrijnende geval kiest. Alleen die schrikken de lezer wakker. Mee eens?

‘Absoluut. Alleen moet het niet zo schrijnend zijn dat het niet langer realistisch is. Voor mijn reportage over de knikkebolziekte ben ik bewust naar het gebied gegaan waar het probleem het ergst was. Elders kwam de ziekte ook voor, maar werden de kinderen opgevangen. In Zuid-Soedan niet. Ja, ik heb de ergste situaties getoond, want dat vond ik de beste manier om het geweten van mensen wakker te schudden.’

Dat neigt naar activisme.

‘Kijk, ik sta aan het einde van mijn carrière, en kies nu zelf mijn onderwerpen. Vroeger deed ik dat minder, was ik meer een doorgeefluik. Maar uiteindelijk wil je toch emoties oproepen, althans ik wel. Daarmee schud je mensen wakker, zorg je voor de meeste reacties. Alleen breng je dan niet het meest objectieve beeld. Allez, ik probeer dat op te vangen door in de studio commentaar te geven. Bij dat geëngageerde werk eis ik dat altijd. Dan kan ik relativeren, en zeggen: er zijn ook veel dingen in Oeganda die wel goed gaan.’

Maar activisme of engagement veronderstelt een eigen agenda.

Twijfelt even.

‘Vroeger was ik journalist, nu ben ik journalist met engagement. Mijn doel is elk jaar een verborgen verhaal brengen. Dat heb ik met de jacht op Kony gedaan, met de kindergevangenis in Kampala en met de knikkebolziekte. Ik wil het Westen een spiegel voorhouden, en zeggen: kijk, er zijn 15.000 kinderen die sterven aan een ziekte waar de farmaceutische nijverheid geen been in ziet. Natuurlijk ben je dan niet meer honderd procent objectief. Wat ik daar meemaak raakt me ook emotioneel. Vroeger bracht ik reportages die mijn Europese opdrachtgevers wilden, nu maak ik reportages die de Afrikanen willen. En ikzelf natuurlijk. Daar zit inderdaad engagement achter. Ik maak bijvoorbeeld ook documentaires voor War Child. Maar als ik vervolgens een reportage maak over bijvoorbeeld conflictmineralen, en War Child faciliteert die reis, dan ben ik ervaren genoeg om geen propaganda voor hen te maken.’

En als mensen nu zeggen: jij bevestigt het stereotype van de arme Afrikaan?

‘Dat is zeker een verwijt dat men mij kan maken. Maar zoals gezegd: in de studiogesprekken voeg ik context toe. De positieve verhalen over de groeiende economieën kan ik niet verkopen, want die worden al gemaakt door de vaste correspondenten. Dat zijn – sorry dat ik het zeg – de makkelijke verhalen.’

Vergelijkbare berichten