‘Je moet mazzel hebben, maar ook creëren’
Bio: Jan Lepeltak (1980) studeerde politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Na twee jaar lang als vaste correspondent voor De Telegraaf gewerkt te hebben, werd hij freelancer. Nu schrijft hij voor Elsevier en het Reformatorisch Dagblad – naast zijn baan als analist bij het Indonesische bedrijf Concord Consulting.
Hoe ben je correspondent geworden?
Als onderdeel van mijn afstudeerscriptie ging ik stage lopen bij Tempo Magazine, een Indonesisch weekblad over nieuws en politiek. Dat leverde me een netwerk van Indonesische journalisten op. Rond die periode ging ook de correspondent van De Telegraaf uit Indonesië weg. Ze hadden nog geen vervanger, dus toen ben ik in dat gat gesprongen. Ze vonden het wel praktisch dat ik hier al zat en ik was lekker goedkoop.
Dat is mazzel hebben!
Om correspondent te worden moet je misschien een beetje mazzel hebben. Mijn familie heeft een traditie van journalisten, dat zal niet tegen me gewerkt hebben. Maar je moet ook mazzel creëren! Naar borrels gaan, met mensen praten. Een goed netwerk is belangrijk. Dat kan vermoeiend zijn – en Jakarta is sowieso een vermoeiende stad – maar ik heb het gevoel dat alle energie die ik erin heb geïnvesteerd zich nu uitbetaalt.
Maak je gebruik van een fixer?
Nee. Vanaf het begin regelde ik zo veel mogelijk zelf. Als je zelf je identiteitskaart gaat regelen bij het paleis, leer je daar meteen mensen kennen. Dat is handig. Tijdens mijn stage bij Tempo Magazine pikte ik al snel de taal op, wat belangrijk is voor een correspondent. Je begrijpt meer van het land en de bevolking als je in de lokale taal kunt communiceren.
Dus je regelt alles altijd in je eentje?
Als ik naar een ander eiland ging, vroeg ik aan kennissen of ze een goede contactpersoon hadden. Het is goedkoper om met zo iemand een deal voor een paar dagen te maken, dan om een permanente fixer in te huren.
Hoe is het om als correspondent in Indonesië te werken?
Het is een te gek land. Maar hoewel het ontspannen en veilig lijkt, moet je goed stilstaan bij waar je bent en met wie. Je wilt niet in situaties gezogen die voor jou onoverzichtelijk en mogelijk gevaarlijk zijn. Zo had ik ooit een interview met de geestelijk leider van Jemaah Islamiyah, Abu Bakar Bashir. Het was een fluitje van een cent om dat te regelen, want iedereen kent elkaar. Maar achteraf was het wel een risico. Je moet je ook bewust zijn van de autoriteiten. Je krijgt als journalist in Indonesië heel erg de ruimte, maar het kan zomaar gebeuren dat je ineens op het politiebureau zit om uit te leggen wie je bent en wat je doet.
Hoe kijk je als Nederlander naar Indonesië?
Indonesië is een hard land. In dit deel van de wereld heerst een andere mentaliteit: je moet het zelf maken. Nederlanders lijken dan ineens best verwend.
In Nederland heerst er al jaren discussie over de islam. Het is goed dat er een discussie gevoerd wordt, maar het gaat er vaak wel erg hard aan toe. Veel van mijn Indonesische vrienden zijn moslim, maar daar denk je hier helemaal niet over na. Volgens mij is het voor veel Indonesiërs net zoals voor een groot deel van de generatie van mijn ouders: ze zijn wel katholiek opgevoed, maar echt religieus zijn ze niet.
Je ziet wel dat Indonesië op verschillende vlakken islamitischer is geworden. In de tijd van Soeharto werden religieuze organisaties onderdrukt, maar sinds de val van zijn regime werden islamitische organisaties – met wat hulp uit het Midden-Oosten – heel succesvol.
Je ziet dat mensen bij sociale problemen meer terugvallen op religie. Sociale kwalen, zoals drugsgebruik, worden al snel geweten aan een gebrek aan godsdienst. Daarentegen is de steun voor islamitische politieke partijen de laatste jaren wat afgenomen: de populairste politici zijn seculier.
Geven de Nederlandse media een goed beeld van kwesties die spelen in Indonesië?
Als we in Nederland aan Indonesië denken, heerst nog heel erg het ‘tempo doeloe’-gevoel: heimwee naar die goede oude tijd in het koloniale Indië. Daar probeer je als correspondent dan ook de focus te leggen. Vooral als correspondent voor De Telegraaf was ik daar veel mee bezig. Ik ging obsessief zoeken naar ouderwetse dingen en naar Nederlanders die iets interessants deden. Als je goed zoekt kun je het wel vinden, maar in het Indonesië van nu leeft het niet meer. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de excuses voor de moordpartij in Rawagede. Discussies daarover vinden vooral in Nederland plaats. In Indonesië spelen zo veel actuele kwesties! Het historisch bewustzijn is hier ook minder groot.
Hoe bevalt de combinatie van parttime correspondentschap en een fulltime baan buiten de journalistiek?
Goed. Ik vind het leuk om voor Nederlandse media te schrijven en wil niet alle banden met Nederland verbreken. Maar als correspondent voor Nederlandse media kun je alleen de grote lijnen volgen. Daarom ben ik blij met mijn andere baan, waarvoor ik de dagelijkse ontwikkelingen in Indonesië volg. Ik werk als analist voor Concord Consulting, een Indonesische website met nieuwsanalyses over allerlei kwesties: politiek, veiligheid, energie, terrorisme en economie. We schrijven vooral voor ambassades en internationale bedrijven.
Hoe is de afgelopen jaren het correspondentschap veranderd?
Het is niet gemakkelijker geworden. Voor De Telegraaf had ik de laatste post in Indonesië. Toen dat ophield, werd ik ineens noodgedwongen ondernemer.
En hoe ga je daar mee om?
We zitten nu in een fase waarin correspondenten creatief moeten zijn. Je moet je anders presenteren, verschillende soorten werk aannemen. Dat kan op verschillende manieren. Ik heb zelf een ander type baan erbij gezocht. Maar Michel Maas (NOS, de Volkskrant) is ook een voorbeeld van out of the box-denken: hij heeft naast het schrijven ook radio en televisie opgepakt.
Wat is jouw tip voor aanstaande ‘ondernemers’ in het buitenland?
De correspondent moet zich opstellen als een eenmansbedrijfje, en zich steeds afvragen: hoe kan ik geld verdienen? Het ouderwetse correspondentschap – een mooi salaris en een mooie regeling met de krant – behoort grotendeels tot het verleden. Media ontwikkelen zich, de markt verandert. Daar moet je als correspondent in meegroeien.
Deze productie voor De Buitenlandredactie werd gemaakt in het kader van het journalistieke trainingsprogramma van Beyond Your World.