Foto Tan Tunali
|

Een robbertje met de Turkse bureaucratie

Het ene moment neem je met uitzicht op de Bosporus in de vroege lentezon een teugje van je thee; het volgende moment sta je met aspirant-militairen en kersverse vaders te koukleumen voor het Turkse consulaat in Rotterdam. Dit alles voor een perskaart.

Om officieel als buitenlandse journalist in Turkije te werken heb je een perskaart nodig. En voor een perskaart heb je een berg aan documenten nodig, waaronder een persvisum. Omdat alleen het Turkse Consulaat in Rotterdam zo’n persvisum kan uitgeven, keerde ik noodgedwongen een midweek terug in Nederland. Behalve de gebruikelijke, plezierige terugkeerrituelen zoals het weerzien met mijn vrienden, mijn fiets en mijn hardlooprondje, nu ook om een robbertje te vechten met de Turkse bureaucratie.

Catch-22
Tijdens het in Turkije verrichtte voorwerk bleken tientallen belminuten tevergeefs. Na vele melodieuze wachtmuziekjes, eindeloze keuzemenu’s en onbeantwoorde mails stapte ik vorige week uiteindelijk met tegenstrijdige informatie in het vliegtuig naar Nederland. De visumafdeling van het Turkse Consulaat vertelde me dat ik na mijn aanvraag twee tot vier weken moest wachten op toestemming van de Turkse autoriteiten. Diezelfde autoriteiten lieten echter weten dat het consulaat een persvisum direct kon uitgeven. Een klassieke Catch-22.

Ik moest hoe dan ook naar Rotterdam en had me voorgenomen om me daar niet met een kluitje in het riet te laten sturen. Op het consulaat gelden de wetten van de Turkse bureaucratie, had ik begrepen. Die wetten hebben weinig gemeen met de Nederlandse wetten die ik gewend ben. In Nederland geldt het adagium “regels zijn regels”, terwijl in Turkije regels vooral dienen om even aangepast of omzeild te worden.

Stem verheffen
Dikwijls helpt het als je iemand kent in de bureaucratie of als je even goed je stem verheft. Zo kreeg een neef bijvoorbeeld een gunstige plaatsing bij zijn militaire dienst, omdat zijn opa een hoge positie in het leger bekleedde. Een andere neef raadde me afgelopen zomer aan even goed te schreeuwen tegen een onwillige winkelmedewerker, toen de batterij van mijn telefoon het had begeven. Het werkte. Zo doe je dat in Turkije. Als je niet op je strepen gaat staan, krijg je niks gedaan.

Aard van het beestje
Ondanks alle goede voornemens kwam ik op een druilerige dinsdagmorgen in Rotterdam toch van een koude kermis thuis. De weinig behulpzame mevrouw die ik over de telefoon had gesproken, bleek niet opeens behulpzamer geworden. Integendeel. Ze vroeg om een Nederlandse perskaart. Die had ik niet, want ik ben in Turkije werkzaam en volgens de meeste collega’s was het grootste voordeel van een NVJ-lidmaatschap het gratis kalendertje. “Het zou fijn zijn geweest als u dat had verteld toen ik u aan de telefoon had,” was mijn beste verzet, terwijl ik irritatie en wanhoop onderdrukte. Een half jaar in Turkije bleek niet genoeg om de aard van het Nederlandse beestje te veranderen.

De volgende dag belde ik toch maar even de NVJ op om te vragen of ik een perskaart kon aanvragen. Dat kon, als ik mijn contributie maar met terugwerkende én vooruitwerkende kracht betaalde. Wat dat betreft verschillen Nederland en Turkije toch niet zo veel van elkaar. Met geld krijg je veel gedaan. Nog dezelfde middag was ik de trotse bezitter van een Dutch International Press Card.

Reddingsboei
Veel fiducie dat deze kaart mij ook een persvisum zou opleveren had ik niet. Totdat ik, terwijl ik van de NVJ naar een afspraak fietste, een oud-collega tegenkwam die goed bevriend was met de Turkse consul-generaal. “Ik bel hem wel even,” zei ze. Het leek een prachtige reddingsboei en een goed verhaal. De tijd begon te dringen – ik vloog twee dagen later terug – dus ik ging er graag op in. Zou het dan toch op z’n Turks lukken, vroeg ik me hoopgevend af.

Uiteindelijk hoefde de consul-generaal er niet aan te pas te komen, want de volgende ochtend ontdooide de visummevrouw plotsklaps bij het zien van mijn NVJ-perskaart. Na intensief beraad achter de schermen was het een kwestie van afrekenen en afwachten. Een klein uur later stond ik met de felbegeerde sticker in mijn paspoort weer buiten. Nu de aanvraag voor de perskaart zelf nog. Dat moet een formaliteit zijn, maar met de Turkse bureaucratie weet je het nooit.

Vergelijkbare berichten