|

Swazi

Zebrabar in het centrum van Johannesburg is vanaf de straat nauwelijks te herkennen als kroeg. Je moet aanbellen. Dan gaat een ijzeren rolluik omhoog, loop je door een werkplaats een trap op en sta je plots in het café. Daar begroet Werner Perchtold je. Al noemt niemand hem zo. Hij is ‘Swazi’ – naar Swaziland, waar hij ooit woonde. Het café zit zelden vol. Dat hoeft ook niet. “Het is een hobby.”

Een hobby én een persoonlijke eregalerij. Tientallen opgezette dieren sieren de muren. Jachttrofeeën: bavianen, slangehuiden, buffelhoofden, leeuwen, springbokken en een krokodil – door Swazi ooit grootbracht in zijn badkamer. “Nee, dat is geen grapje.”

Klassieke blanke avonturier
Swazi (73) is een klassieke blanke avonturier, het type waarover halverwege de vorige eeuw veel jongensboeken zijn volgeschreven. In Europa tegenwoordig vaak verguisd: macho, politiek incorrect, vol van jagen en vrouwen, van sterke verhalen. Onder menig Afrikaner in Zuid-Afrika, volk van jagers, boeren en ‘Voortrekkers’ die ooit door de semiwoestijn Karoo trokken, is het type echter nog onverminderd verzekerd van een heldenstatus.

‘De Zuid-Afrikaanse Indiana Jones’, werd Swazi in tijdschriften in de jaren tachtig genoemd. Hij laat de artikelen zien. Hij heeft ze bewaard. Wie zou de kleine man met O-benen anders geloven? Maar avonturiers komen fysiek in alle soorten en maten voor.

Swazi kwam in 1960 vanuit Oostenrijk naar Afrika. Het was de tijd van de romantische vrijbuiters, geïnspireerd door de Afrikaanse jachtverhalen van Ernest Hemingway.

Swazi was nooit een jager geweest. Maar tijdens een verblijf in Egypte ontstond er paniek op een feestje. Er was een slang in de tuin. Een giftige Cobra, vertelt hij. Maar wist hij veel. Swazi stortte zich op het dier en overmeesterde het. Zijn liefde voor jagen was geboren.

De jaren erna reisde hij door Afrika, jaagde, vocht in burgeroorlogen, en zwierf vooral. “Ik heb in acht landen de onafhankelijkheid meegemaakt”, zegt hij trots. Hij begon zich toe te leggen op krokodillen. Vijfduizend doodde hij er. Ter bewijs deponeert hij een imposante stapel krantenartikelen op tafel.

Hardlopen in plaats van jagen
Maar dieren raakten beschermd. Dus zocht Swazi een nieuwe uitdaging in hardlopen. De gang naar het toilet hangt vol marathonmedailles. “Veertigduizend kilometer.” In een interview uit 1985 is te lezen dat hij “elke minuut van het rennen haatte”. Maar hij moest bewijzen dat hij het kon. “Alles wat moeilijk is, heb ik altijd direct gedaan, alleen wat onmogelijk is, kost me enige tijd.” Hij werd op zijn 43ste de eerste Zuid-Afrikaan die alle drie de Iron Man-races (de zwaarste triatlons in het land) binnen één jaar volbracht. Hij bleef doorrennen tot zijn knieën versleten waren.

En nu heeft hij dus rust gevonden. De jungle van Congo, rivieren van Tanzania, woestijn van Soedan en extreme marathons in de Amerikaanse Death Valley liggen achter hem. Maar de kroeg vertelt nog zijn verhaal. Het is een plek waar dierenbeschermers, feministen en pacifisten zich niet thuis zullen voelen, maar drieste avonturiers des te meer. Hemingway had er ongetwijfeld graag ’s avonds rum gedronken en met Swazi sterke verhalen opgehaald.

Dit blog verscheen eerder als column in het dagblad Trouw.

Vergelijkbare berichten