Graffiti in downtown Cairo | Foto: Ester Meerman
|

Angst voor de politie

Een paar weken geleden was ik bij een demonstratie en ik stond toevallig achter de oproerpolitie toen die hun aanval op de demonstranten begonnen. Het is vreemd om rellen vanaf de ‘verkeerde’ kant mee te maken, je krijgt er een heel ander beeld van de situatie door. Maar het is ook leerzaam, want je hoort eens iets anders in plaats van het eeuwige ‘weg met het regime’ en ‘alle politieagenten zijn klootzakken’.

Een paar dagen later leerde ik een Egyptische journalist kennen die bij hetzelfde protest aanwezig was. ‘Wat?!?’, was zijn verbaasde reactie toen ik hem mijn beleving van het protest vertelde. ‘Je stond achter de politie?!’ Hij leek niet helemaal te begrijpen hoe dat kon. Ik vertelde hem hoe ik een paar keer mijn perspas moest laten zien en dat ik vervolgens zo door de rijen oproerpolitie heen kon lopen.

‘Al zou ik het mogen, dan nog zou ik het niet doen. Ik spuug op de politie’, liet de journalist me weten. ‘En ik ben eerlijk gezegd ook bang dat ze me arresteren.’ Nu kan ik me voorstellen dat je de gemiddelde Egyptenaar bang is voor de politie, of een hekel aan ze heeft.

Belemmering
Ik begrijp ook dat het voor Egyptische journalisten moeilijker is om tussen de politie te gaan staan dan voor buitenlandse pers: je wordt eerder beschouwd als partijdig en ook de kans op arrestatie is vele malen groter. Maar als journalist is angst voor en haat jegens politie en leger een enorme belemmering van je werk.

Politie en leger zijn in Cairo sinds een paar maanden alomtegenwoordig, ze staan op de hoek van iedere straat. Als ik mijn gebouw uit loop, loop ik tegen een legervoertuig aan. Vaak kom je niet eens in de buurt van een demonstratie zonder je eerst bij een checkpoint van het leger gemeld te hebben.

Rabaa
Toen ik een paar weken geleden terug naar Rabaa ging – om te kijken naar het nieuwe monument en de reparatie van de moskee – ging een Canadese collega mee. We gingen met de bus en de laatste paar kilometer naar het plein zelf moesten we lopen. Rabaa is een belangrijke verkeersader waar acht zesbaanssnelwegen samenkomen. De omliggende buurt staat vol met overheidsgebouwen, met name van het leger. Die gebouwen worden goed beveiligd met voor ieder gebouw minimaal een dozijn agenten van de oproerpolitie en hier en daar een legervoertuig.

Zodra we op een paar honderd meter van de eerste groep agenten en soldaten verwijderd zijn maakt mijn collega tot mijn verbazing aanstalten om de straat over te steken. ‘Waarom ga je twaalf banen snelweg oversteken?’ vraag ik hem dan ook. Hij antwoordt ontwijkend: ‘Ik hou er niet van om langs politie te lopen, straks wordt ik aangehouden’. Ik leg hem uit dat hij nergens bang voor hoeft te zijn. Zolang hij niks doet hebben ze ook geen reden om hem aan te houden.

Arrestatie
‘Maar ik zie er Egyptisch uit. Egyptenaren worden tegenwoordig zomaar van straat geplukt en gearresteerd’, piept hij bezorgd. ‘Je loopt ook naast een buitenlandse en je hebt een Canadees paspoort bij je’, leg ik uit, ‘dan loopt het wel los met die arrestatie.’ Ik beloof hem dat ik gelijk zijn ambassade zal bellen als er iets mis gaat, maar hij steekt evengoed over. Het kost hem zeker vijf minuten om aan de andere kant van de drukke weg te komen.

Na een paar honderd meter komt mijn collega aan de overkant van de straat weer een tros agenten tegen en opnieuw steekt hij de weg over. Weer duurt dat een minuut of vijf. En zo gaat het de hele weg door. Ik sta een kwartiertje met een paar aanwezige politieagenten bij de Rabaa-moskee te praten wanneer een van hen vraagt: ‘Wie is die mafkees die aan de andere kant van de straat vanachter een lantaarnpaal naar je staat te gluren? Moeten we hem arresteren?’.

Panisch
Op de weg terug naar huis leg ik mijn collega uit dat hij met zijn panische gedrag alleen maar aandacht trekt en dat het zijn werk hindert. ‘Politie-agenten zijn allemaal klootzakken’, is zijn antwoord. ‘Als ik niet bang was dat ze me zouden arresteren dan zou ik nog niks met ze te maken willen hebben’.

Ik hoor dat heel vaak onder collega’s in Cairo: de politie en het leger zijn kut en met ze praten is dan ook uit den boze. Ik vind dat je dan een slechte journalist bent. Het is mijn taak om in de media een realistische weergave te presenteren van de situatie hier, daar horen beide kanten van het verhaal bij.

Metro
Een voorbeeld: het metrostation onder het Tahrir-plein is al maandenlang gesloten. Ik kom dagelijks langs de soldaten die op het plein gestationeerd zijn en iedere dag vraag ik of ze al weten wanneer het metrostation weer open gaat. Dat weten ze nooit, maar het levert wel grappige gesprekjes met ze op. Het geeft een inkijkje in hoe zij de situatie zien.

Een nadeel is dat ik mezelf in de kijker speel door zo nieuwsgierig te zijn. Ik denk dat mijn map bij de geheime dienst inmiddels vrij dik is. Laatst was ik in een overheidsgebouw om mijn visum op te halen en zodra de man – die ik nog nooit eerder gezien had – mijn naam in mijn paspoort zag staan, zei hij ‘Oh, jij bent Ester. Je moet niet zoveel met mensen praten’. Ik denk dat mijn Canadese collega bij die opmerking van zijn stokje gegaan was.

Vergelijkbare berichten