‘In China is niks makkelijk, maar alles kan’
Bert van Dijk werkt sinds september 2007 als correspondent in Shanghai. Hij schrijft en blogt voor Het Financieele Dagblad en het Vlaamse dagblad De Tijd. Op Twitter is hij: @reportfromchina.
Waarom koos je China uit als standplaats voor je correspondentschap?
“Tijdens mijn werk op de technologieredactie van het FD had ik maar één ambitie: naar China gaan. De economie groeide er hard, de Olympische Spelen en de World Expo 2010 Shanghai kwamen er aan en Nederland is het tweede handelsland binnen de Europese Unie met China. Allemaal goede redenen om naar China te komen. Shanghai fascineerde me gewoon. Ik koos bewust niet voor Beijing als standplaats, want een netwerk opbouwen in de politiek in Beijing is heel moeilijk. Ik kon beter gaan zitten op een plek waar veel Nederlandse bedrijven zich vestigen. Bovendien is Shanghai natuurlijk het financiële centrum van China.”
Waar moest je het meest aan wennen toen je in Shanghai ging wonen?
“Aan de Chinezen zelf en hun gedrag. Je moet erg veel geduld hebben hier. In China is niks makkelijk, maar alles kan. Er gebeurt heel veel, maar het is moeilijk om dingen gedaan te krijgen. China is heel bureaucratisch. En ik moest natuurlijk wennen aan de taal. In Nederland had ik een beginnerscursus Chinees gevolgd en toen ik hier kwam wonen ben ik Chinees gaan studeren met een privéleraar. Nu kan ik me aardig redden in het Chinees, maar voor interviews gebruik ik nog steeds een tolk.”
Hoe zien je werkdagen er uit?
“Dat is heel erg verschillend. Meestal maak ik mijn eigen verhaalidee en dat stuur ik op naar de redactie in Nederland. Vaak reis ik door China en ben ik twee of drie dagen op pad. Ik ben elke dag aan het werk, in de weekenden vaak ook. Ik heb geen vast ritme. Vanwege het tijdsverschil met Nederland – we leven hier zes uren verder – komt er soms ’s avonds nog een telefoontje van de redactie. Dan is het in Nederland ochtend en dan ben ik dus nog ’s avonds bezig.”
Reis je veel rond in China?
“Ja, ik heb op één na alle provincies bezocht. Zeker de eerste drie jaren van mijn correspondentschap heb ik heel erg veel gereisd. Alleen in Jilin, in het noorden van China, ben ik nog niet geweest. En ook niet in Tibet. Dat is de enige provincie van China die gesloten is voor buitenlandse journalisten, terwijl je er als toerist zo in mag.”
En je hebt niet geprobeerd om daar stiekem als toerist binnen te komen?
“Nee, dat is het me niet waard. Als ik gepakt wordt als journalist is het een enkeltje met het vliegtuig naar Nederland voor mij. Dan krijg ik problemen met het vernieuwen van mijn perskaart bij de lokale overheid. Dat moet elk jaar. Als ik naar Tibet mocht, was ik er uiteraard wel naartoe gegaan.”
Wat is het moeilijkste aan werken in China in vergelijking met Nederland?
“In Nederland kent iedereen Het Financieele Dagblad, maar als ik in China een interviewaanvraag met een topman van bijvoorbeeld een Chinese autofabrikant, dan ben ik slechts iemand van een kleine krant in een klein land. Het is dus moeilijk om hoogstaande mensen te spreken te krijgen. Daarnaast is in Nederland alles heel transparant. Als ik in Nederland een interview heb en iemand vertelt me een onzinverhaal en het komt in de krant, dan zullen andere media het meteen oppikken en aantonen dat het niet klopt. In China kan iemand mij van alles op de mouw spelden. Het is voor mij heel moeilijk om te controleren wat iemand zegt. Er wordt in China veel gesjoemeld met boekhoudingen en cijfers.”
Hoe kom je wel aan feitelijke informatie, zoals economische cijfers?
“Dat is heel erg lastig. De huidige premier van China heeft ooit gezegd dat hij de cijfers, die door de overheid gepubliceerd worden, niet vertrouwt. Als de premier de cijfers van zijn eigen land niet eens vertrouwt, dan doe ik dat natuurlijk ook niet. Maar het probleem is dat er niks anders is, ik heb er maar mee te werken. Daarom probeer ik het land in te gaan, veel te spreken met mensen en achtergrondverhalen te maken. Op basis daarvan schrijf ik een verhaal waar ik achter sta, maar ik weet het nooit honderd procent zeker.”
En hoe zit dat met de censuur?
“De media worden hier nauwlettend gevolgd. Ik word aan alle kanten gecheckt en ik ga ervan uit dat mijn email wordt gelezen en mijn telefoon wordt getapt. De autoriteiten zitten niet op journalisten te wachten en al helemaal niet op buitenlandse journalisten. Lokale overheden zien je liever gaan dan komen. Je wordt tegengewerkt, een dorp uitgezet, achtervolgd. Dat is vaak irritant en het kost heel veel tijd. Ik heb het zelf nooit meegemaakt maar ik heb collega’s die fysiek mishandeld of gearresteerd zijn.”
Op welke manier maak je gebruik van social media?
“Ik ben actief op Twitter, dat gebruik ik vooral als nieuwsbron. Ik volg alle buitenlandse correspondenten die in China zitten, lokale Chinese journalisten, blogs en publicaties die Chinese media vertalen. Als ik ’s ochtends opsta is het checken van Twitter een van de eerste dingen die ik doe. Ook zit ik op de Chinese variant van Twitter, Weibo. Daar kijk ik vaak op; dan kan ik zien waar de Chinese discussies over gaan en wat trending is. Ik vind het leuk om aan mijn volgers via Twitter duidelijk te maken wat hier gebeurt. Ik probeer toch wel een beetje mee te gaan met de nieuwe media. Dat hoort erbij als journalist.”
Ben je, vanwege de censuur, extra voorzichtig met het plaatsen van berichten op social media?
“Nee, helemaal niet. Ik laat mij niet door de censuur leiden. Op Twitter spreek ik regelmatig mijn irritatie uit over de enorme hypocrisie van de Chinese autoriteiten. Bijvoorbeeld over het feit dat CCTV en Xinhua, allebei Chinese staatsmedia, een Twitteraccount hebben terwijl Twitter verboden is voor Chinezen. Dat is toch van de gekken? Maar ik heb dan ook nog nooit problemen gehad met berichten die ik online zette. Zolang ik geen Chinezen oproep om te protesteren of enorme kritische stukken schrijf over de premier, is er niets aan de hand.”
Op welke productie over China ben je het meest trots?
“Ik heb een verhaal gemaakt over een mijn in Binnen-Mongolië. Dat is de grootste mijn ter wereld waar zeldzame aardmetalen worden gewonnen, die worden gebruikt voor bijvoorbeeld windmolens of elektrische auto’s. China heeft daar nu eigenlijk het monopolie op. Het grootste deel van de productie wereldwijd, zo’n negentig procent, komt uit die mijn.
China wil de aardmetalen die worden gewonnen uit die mijn niet meer exporteren, waardoor de rest van de wereld geen zeldzame aardmetalen meer kan importeren en hun eigen mijnen weer open moeten gooien. Ik ben in die mijn in Binnen-Mongolië geweest en naar mijn weten is er slechts één andere journalist voor mij in die mijn geweest. Dat vond ik wel heel gaaf. Op die reportage die ik daarvan maakte, ben ik wel heel trots. Ik wist van tevoren dat het heel moeilijk zou worden om er binnen te komen, maar via via en met hulp van mijn assistent is dat verhaal heel erg goed gelukt.”
Je zit nu in je zevende jaar als correspondent in Shanghai. Hoe lang blijf je hier nog?
“Oorspronkelijk tekende ik voor drie jaar, wat verlengd werd tot vijf jaar. Uiteindelijk heb ik besloten dat ik hier zeven jaar blijf. In juni 2014 ga ik terug naar Nederland. Ik ben wel klaar met China. Journalistiek gezien ben ik nog lang niet uitgekeken en is het hier nog steeds fantastisch, maar vanuit menselijk oogpunt gezien vind ik de maatschappij hier niet fijn. De maatschappij is heel hard, koud en in Shanghai draait alles om geld en status. Ooit zei iemand tegen me: “Shanghai geeft energie en vreet energie.” Dat klopt helemaal. Als ik terug ben zal ik weer in Amsterdam gaan werken voor het FD. Maar dat duurt nog bijna een jaar. Carrière-technisch gezien is dit de meest rijke ervaring van mijn leven geweest.”
Komt er een vervolg op dit correspondentschap?
“Het lijkt me geweldig om ooit nog een keer als correspondent in Amerika te zitten. Er is in de wereld een verschuiving gaande van west naar oost. China, India, Japan, het zijn allemaal landen in opkomst. Amerika blijft de nummer één wereldmacht, maar ze moeten gaan samenwerken met een heel nieuw werelddeel dat steeds meer zeggenschap opeist. Het lijkt me leuk om dat proces te volgen. Niet meer vanuit China, maar aan de andere kant.”
Wat is jouw gouden tip voor jonge journalisten die correspondent willen worden?
“Wees flexibel, maar wees bovenal bereid om je open te stellen voor een andere cultuur. Je moet in staat zijn om hoe je bent opgevoed, je westerse referentiekader, los te laten. Alles wat je in een ander land ziet, leg je in eerste instantie langs een maatstaf volgens welke jij bent opgevoed. Dat deed ik ook in het begin. Wij zijn heel erg ‘western focussed’. Laat dat los.”
Deze productie voor De Buitenlandredactie werd gemaakt in het kader van het journalistieke trainingsprogramma van Beyond Your World.