Foto Wikimedia Commons / NdFrayssinet
|

Meer freelance correspondenten goed voor de journalistiek?

Ruben Bakker en Caroline de Vente deden afgelopen jaar onderzoek naar het verleden en de toekomst van buitenlandjournalistiek. Hieronder een van de deelconclusies die zij publiceerden op Dagboek van een Correspondent.

“Wij, freelancers, zijn allemaal van die gekke idealisten. Iedereen klaagt steen en been, maar uiteindelijk is men wel bereid om mooie verhalen af te leveren [..] De passie onder mij en mijn collega’s is groot.” – Stijntje Blankendaal, 21 oktober 2012

Het Nederlands medialandschap is de afgelopen decennia sterk veranderd. Met de komst van radio, televisie en internet is informatie niet alleen sneller op de plaats van bestemming, het nieuws zelf is sneller geworden.

De manier waarop je informatie tot je neemt, is veranderd, zegt Olaf Koens in een interview. De journalistiek dus ook. Koens:

Als je vroeger iets wilde weten over een onderwerp in Londen en het stond niet in het NRC Handelsblad, dan moest je bij de sigarenboer een Guardian kopen. Tegenwoordig vind je die informatie op de website van The Guardian. Mensen zoeken die informatie zelf op. De interesse moet vanuit de burger zelf komen. Informatie verzamelen gebeurt niet meer door traditioneel het achtuurjournaal te kijken.

Initiatieven als De Correspondent verwijten dat de media ‘de waan van de dag’ achterna lopen en dat diepgang ver te zoeken is. Daarnaast laat de economische malaise zijn sporen achter op de Nederlandse journalistiek. Het lijkt ons daarom goed de verschillende trends te duiden, omdat zij momenteel het huidige medialandschap regeren.

Teruglopende inkomsten
De opkomst van digitale media leidt in de eerste plaats vooral tot meer media. Opvallend is, dat die opkomst in veel landen echter niet leidt tot verschuivingen in marktaandelen. Alleen in Nederland zijn er voor de nieuwsconsumptie al zeven partijen verantwoordelijk voor zo’n tachtig procent van de markt.

De toename van het aantal media betekent dat de strijd om de aandacht van de kijker en lezer groter is geworden. Niet alleen voor de media zelf: ook voor veel adverteerders zijn hun doelgroepen, vooral via de dagbladen, moeilijker te bereiken. Teruglopende advertentie-inkomsten zijn het gevolg.

Ontslagen en sanering
In 2009 liepen advertentie-inkomsten met tientallen procenten terug. Media moesten herstructureren en alleen bij het AD kwamen al 124 van de 420 journalisten op straat te staan. Bij Wegener werden 450 mensen ontslagen, bij PCM vijf à tien procent van de werknemers en bij het Telegraaf-concern vlogen er vijfhonderd mensen uit.

En waar de dagbladen te kampen hebben met teruglopende inkomsten, hebben de publieke omroepen te kampen met bezuinigingen vanuit de overheid. De landelijke publieke omroepen mogen vanaf 2016 bestaan uit maximaal acht omroepen. Nu zijn dat er 21.

Bezuinigen
Met oog op bovenstaande ontwikkelingen in het medialandschap, lijken ook voor de buitenlandjournalistiek de tijden van vaste aanstellingen definitief voorbij. NRC Handelsblad heeft vijfentwintig correspondenten, maar dat zijn op enkele uitzonderingen na freelancers. De Volkskrant dunde al in 2009 haar correspondentenbestand uit tot de huidige vijf vaste posten.

Volgens een onderzoek van Villamedia zijn buitenlandcorrespondenten onder de vijfendertig vooral freelancers die aan verschillende opdrachtgevers leveren. Deze generatie ziet zichzelf vooral als ondernemer. Dat moet ook wel, want ze hebben geen vaste standplaats en werken hard om de eindjes aan elkaar te knopen.

Dit wordt onderbouwd door Teije Brandsma, buitenlandredacteur van De Telegraaf en voormalig correspondent in Israël en Afrika voor onder meer Newsweek en eerder genoemde krant. Volgens hem is er een trend gaande van bezuinigingen. Brandsma:

“We moeten sowieso bezuinigen. Veel vaste correspondenten worden of zijn eruit gewerkt en we werken steeds meer met freelance contracten. Bij De Telegraaf zijn er nog maar twaalf buitenlandcorrespondenten, waarvan vier in vaste dienst. Die vaste correspondenten zitten in Israël, Londen, Washington en Brussel. Dat is al veel minder dan in het verleden. En het geldt ook voor de andere kranten: er worden vooral veel freelancers ingeschakeld. Ook wordt er serieus beknibbeld op het reisbudget van de correspondenten. Het reisbudget wordt minder en minder. Vanuit de redacties wordt dus sneller tegen de correspondent gezegd, dat hij vanachter zijn bureau moet schrijven in plaats van naar de gebeurtenis toe te gaan. Maar als je er zelf niet bij zit, kun je minder goed beschrijven wat de emotionele reacties zijn op de nieuwsgebeurtenissen.”

Onderwerpkeuze
De strijd om het bestaansrecht van veel media vereist tevens een andere aanpak qua nieuwsonderwerpen. Bladendokter Leon de Wolff claimt in zijn boek De krant was koning – Publiekgerichte journalistiek en de toekomst van de media (2005) dat de journalisten van de ‘Oude School’ zich niet lieten inspireren door het publiek. Zij zagen de lezer en de kijker niet als hun muze, maar selecteerden het nieuws en bepaalden de aanpak op grond van hun persoonlijke voorkeuren en die van hun collega’s.

De nieuwste generatie journalisten neemt echter de vraag van het publiek als punt van vertrek. De klant heeft voor hen plaatsgenomen op de troon die hem toebehoort, waardoor journalisten zich niet meer kunnen laten leiden door hun individuele en daarmee toevallige voorkeuren. Selectie en aanpak zijn gebaseerd op een uitgangspunt dat geïnspireerd is door het publiek. De onderwerpen moeten voldoen aan het format of de formule.

Het heeft heel lang gedraaid om de hobby’s van redacteuren, vindt ook Jan Jaap Heij, hoofdredacteur van De Nieuwe Pers (tegenwoordig TPO Magazine). Heij:

“Redacties hebben veel te veel te zeggen over de onderwerpen. Veel journalisten komen uit de jaren van de solidariteitslichting. Die konden ongecontroleerd hun gang gaan, ook al leidde dat lang niet altijd tot lezenswaardige resultaten. Dat heeft zijn invloed op de lezersmarkt: de grote onderwerpen worden het slechtst gelezen. Die zijn moeilijk om mee te scoren.”

Tijd is geld
Daarbij is er een nieuwe generatie uitgevers op komen draven; die niet alleen weinig voeling hebben met de journalistiek, maar ook grote argwaan koesteren jegens zoiets als ‘kwaliteit’. “Daarvoor zit immers geen toetsje op de zakjapanner en dat maakt de mannen van het zogeheten marge-denken, de koene ridders van het rendement, erg onrustig”, aldus Tony van der Meulen in zijn boek Storm in de media (2009).

En dat is komt slecht uit, want “een grote groep mensen zegt interesse te hebben voor buitenlandjournalistiek; maar uit lezersonderzoek blijkt dat ze het eigenlijk amper lezen”, vult Jan Jaap Heij aan:

“De buitenlandpagina wordt meestal pas na het politieke, binnenlandse en sportnieuws gelezen. Verder maken journalisten zich er weer te makkelijk vanaf. Er gebeurt veel van achter het bureau – bij het gemiddelde niveau van buitenlandjournalistiek, ten minste.”

Kwaliteitsjournalistiek kost immers tijd en tijd is geld. Daarom is er bij, bijvoorbeeld, de gratis kranten geen ruimte voor diepgravende journalistiek; omdat simpelweg het geld ontbreekt.

Kwaliteit
Ondertussen proberen de kwaliteitskranten hun naam eer aan te doen. Zij trachten in ieder geval hun onderzoeksverslaggevers tijd en ruimte te geven om diepgravende journalistiek te bedrijven. Uit periodiek lezersonderzoek blijkt dat de lezers van het NRC Handelsblad meer geïnteresseerd zijn in internationaal nieuws dan de lezers van het Algemeen Dagblad. Er is een duidelijk verschil tussen intellectuele en sociale milieus – ook op het gebied van buitenlandjournalistiek. Zodoende is er meer buitenlands nieuws te vinden in landelijke kranten en weekbladen die zich richten tot de hogere intellectuele en sociale milieus.

Uit onderzoek (Verduijn, S. (2005). Van onze correspondent) blijkt dat het NRC Handelsblad het meeste aandacht heeft voor buitenlands nieuws, qua voor- en buitenlandpagina’s. Ook blijkt uit het onderzoek dat één van de twee openingen van De Telegraaf, NRC Handelsblad, Algemeen Dagblad, het Parool en Trouw over het buitenland gaat. De krant met de meeste ‘buitenlandse’ openingen is het NRC Handelsblad, waarbij ongeveer zeventig procent van de openingen het buitenlands nieuws betreft. Na het NRC volgen Trouw en de Volkskrant op de voet. Let wel: bij dit onderzoek is ‘buitenlands nieuws’ een breed begrip. Het omvat alles wat uit het buitenland afkomstig is.

‘Aandacht voor het buitenland minder’
Trouw hecht erg veel belang aan buitenlandjournalistiek, vertelt Stijntje Blankendaal. “De lezers van Trouw waarderen dat ook, blijkt uit lezersonderzoeken van de krant.” Maar de aandacht voor het buitenland is in de Nederlandse media is volgens haar minder geworden. Blankendaal:

Onder diepgravende onderzoeksjournalistiek vallen vaak projecten die voor een langere periode lopen. Vanuit de krant wordt dat niet gefinancierd. Maar als freelance buitenlandcorrespondent kun je niet in je eentje een schandaal boven water halen. Dat zit er simpelweg niet in. Daarom zoek ik naar fondsen en andere financieringsmogelijkheden om deze verhalen mogelijk te maken. Soms moet je flexibel zijn om een verhaal toch te maken. Maar er is zeker ruimte voor buitenlandjournalistiek: dat zie je alleen al aan het grote netwerk voor buitenlandjournalisten.”

Minder aandacht
Daarmee benoemt ze direct een andere trend in het huidige wereldje van buitenlandjournalistiek. Een trend, die iedere geïnterviewde beaamt. Olaf Koens relativeert:

“Is de ruimte, positie en aandacht binnen de Nederlandse media voor diepgravende buitenlandjournalistiek minder? Dat zeker. Maar ik denk niet dat er minder interesse is onder het Nederlandse publiek. Dat niet. Mensen reizen meer dan ooit. Ik had het niet verwacht, maar er is heel veel ruimte voor buitenlandjournalistiek bij RTL. Als ik wil, kan ik twee keer zoveel verhalen maken. Maar niet alleen bij RTL. Een experiment: ik heb hier het Financieel Dagblad. Een willekeurige, doordeweekse editie. Wat zit er aan buitenlandnieuws in? Een artikel uit Brussel: vijf scenario’s wat de centrale bank kan doen met Griekenland; een artikel over China met drie korte vragen aan de maker van een Chinees pandaspel en een artikel uit Spanje.”

Ook Teije Brandsma plaatst een kanttekening:

“Vroeger was er meer aandacht voor buitenlandjournalistiek, maar eigenlijk is er in Nederland in vergelijking met andere landen relatief veel aandacht voor berichtgeving uit het buitenland. In Nairobi zaten meer Nederlandse dan Franse correspondenten. Er waren er daar een stuk of acht, tien. Maar het aantal was net zo hoog als voor de Franse, Spaanse of Scandinavische landen. Wij Nederlanders doen het eigenlijk nog niet zo slecht.”

Freelancers en kwaliteit
Het aanstellen van freelancers in plaats van vaste correspondenten vindt Teije Brandsma “een beetje vervelend” voor de berichtgeving. De freelancer moet zich anders opstellen om zijn financiële toko in stand te houden, zegt Brandsma.

“Je kunt nu niet investeren in een reis naar landen, waarvan het reëel is dat er niks uitkomt. Je ziet minder parels in de buitenlandjournalistiek, omdat de meeste buitenlandcorrespondenten freelancer zijn. Je kunt dan niet wekelijks reizen om een verhaal te schrijven. Het is een andere afweging die je moet maken. Schrijf ik het verhaal vanachter mijn bureau in plaats van erheen te gaan, want dan ben ik er misschien een dag mee bezig en kan ik de volgende dag aan de slag met een ander verhaal?”

Volgens Olaf Koens hoort er echter geen verschil te zijn tussen de kwaliteit van het werk van de freelancer, of die van iemand in vaste dienst:

“Ik denk dat de verschillen meevallen. Er hoort in ieder geval geen verschil te zijn. Ik zou ook niet weten wat ik beter had kunnen doen als ik in vaste dienst was geweest. Over het algemeen is het wel zo dat freelancers zich meer inzetten voor een verhaal. Freelancers hebben meer passie voor de verhalen die ze maken. Dat moet ook, want anders verkoop je niets. Voor mensen die met een vast contract werken, is dat minder relevant. Redacties denken niet meer ‘wij willen een verhaal uit Rusland’, maar ‘wij willen een verhaal van die journalist’. Personal branding is daarom tegenwoordig erg belangrijk.”

Ook Stijntje Blankendaal beaamt dat:

“Een vaste correspondent heeft een vast inkomen, dat scheelt veel. Maar als vaste correspondent krijg je er wel veel meer standaardtaken bij. Je moet bijvoorbeeld heel Latijns-Amerika verslaan. Je moet dus alleen al alle verkiezingen volgen, er een nieuwsverhaal over kunnen schrijven en daarnaast ook stukken fabriceren die snel in de krant moeten komen. Als freelancer werk je vrijwel nooit als bureauredacteur. Je maakt in tegenstelling tot de vaste correspondent altijd verhalen op basis van vaste reportages. Dat is het meest interessante van het vak. Wij, freelancers, zijn allemaal van die gekke idealisten. Iedereen klaagt steen en been, maar uiteindelijk is men wel bereid om mooie verhalen af te leveren. Maar er zijn wel grenzen aan de hoeveelheid tijd die je ergens in kunt steken. Toch is de passie onder mij en mijn collega’s groot.”

Conclusie
Buitenlandjournalistiek is te lang gezien als de hobby van redacteuren. Ongelukkige onderwerpkeuzes en technologische ontwikkelingen hebben als gevolg gehad dat er minder interesse is voor diepgravende buitenlandjournalistiek dan voorheen. Daar komen het geldgebrek en de bezuinigingen nog bovenop.

Er is geen studie die uitwijst dat het kwalitatieve werk van freelancers slechter of beter is dan die van de vaste werknemer; maar de rustige haven van één medium blijft toch hele andere koek dan die van de woelige baren met vele opdrachtgevers.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Dagboek van een Correspondent als afsluiting op het onderzoek van Caroline de Vente en Ruben Bakker. Dit artikel is ingekort en aangepast, voor de bronnen verwijst DBR naar de site van De Vente en Bakker.

Vergelijkbare berichten