‘Je blijft in Afrika altijd een rondlopende portemonnee’
Bio: Andrea Dijkstra (1981) werkt sinds zeven jaar als journalist. Jeroen van Loon (1978) werkt sinds tien jaar als freelance fotograaf. Sinds juni 2011 reizen ze samen per auto: eerst door het Midden-Oosten en nu door Afrika om verhalen te maken voor Nederlandse en internationale media. Op Twitter: @AndreaDijkstra en @jeroenvloon
Hoe en wanneer zijn jullie als duo naar Afrika vertrokken?
Met onze Landrover Defender zijn we op 1 juni 2011 vanuit Nederland richting het zuiden gaan rijden. Onze route is vrij ingewikkeld. Zo hebben we drie weken in Tunesië verhalen gemaakt, zijn we door Syrië gereden, onder het Suezkanaal door naar Egypte, nog een maand naar (het inmiddels rustigere) Libië en toen verder zuidwaarts gereden door Soedan, Ethiopië, Kenia, Oeganda, Zuid-Soedan en nu Rwanda.
Waarom Afrika?
Eerder waren we voor ons werk al in Kenia en Tanzania (en Jeroen ook in Ethiopië en Oeganda) geweest, wat ons goed beviel. Praktisch gezien kozen we voor Afrika omdat we over land doorheen konden reizen. Maar vooral journalistiek gezien spreekt Afrika ons aan; de komende jaren valt er meer economische groei te verwachten dan in welk ander werelddeel dan ook. Dit levert bizarre situaties op, zoals in Angola, waar een hotelkamer 400 dollar per nacht kost, een kilo tomaten 16 dollar – en dat terwijl het gros van de Angolezen nog altijd van minder dan 1 dollar per dag moet rondkomen. Ondertussen zijn veel staten nog instabiel en corrupt en zijn er veel conflicten over natuurlijke hulpbronnen, land en water. In dit continent zijn miljoenen verhalen te vertellen.
Hoe lang denken jullie daar nog te blijven?
Plannen is niet ons sterkste punt. We gaan binnenkort naar Oost-Congo en willen via Mozambique en Zimbabwe afzakken naar Zuid-Afrika. Houden we het dan nog financieel en persoonlijk vol, dan rijden we via de westkant van Afrika weer noordwaarts en willen wij ons ergens in het continent een tijd settelen als correspondent.
Wij geloven in de kracht van een correspondent zoals Koert Lindijer, die een rondlopende encyclopedie is. Nieuws komt steeds vaker van de persbureaus en burgers die iets in 140 tekens op Twitter slingeren. Maar juist in zo’n complex continent als Afrika zal er behoefte blijven aan journalisten die duiding kunnen geven, verbanden kunnen leggen en de tendensen in verschillende landen kennen. Als wij in een flink deel van deze 54 landen reportages hebben gemaakt, contacten hebben opgedaan en de sfeer hebben gesnoven, hopen we dat dit ons zal onderscheiden.
Wat deden jullie vóór het correspondentschap?
Andrea: Na mijn studie Culturele Antropologie wist ik het zeker: ik wilde dat mijn stukken werden gelezen – en niet alleen door vakgenoten. Dus werd ik journalist. Na een aantal jaar te hebben gewerkt bij persbureau Novum Nieuws en de Radio 1-redactie van de NCRV, koos ik voor het freelance bestaan en ging samen met Jeroen steeds meer buitenlandreportages maken in landen als Afghanistan, Brazilië en Tanzania. Maar door de dure vliegtickets, die zelden nog door opdrachtgevers worden vergoed, speelden we vaak enkel quitte. Door met een auto met daktent te gaan reizen hebben we nu lage reis- en verblijfkosten en zijn we flexibeler om ergens langer of korter te blijven.
Jeroen: Tijdens de Fotoacademie ben ik gaan stagelopen bij Nieuwe Revu waar ik letterlijk in het diepe werd gegooid en gigantisch veel ervaring heb opgedaan. Na mijn studie werd de Revu mijn eerste opdrachtgever. Al snel kwamen daar andere opdrachtgevers bij, zoals Veronica Magazine, AvantGarde, Viva, J/M en Dagblad De Pers. Voor Nieuwe Revu ging ik ook veel op reis, zo is mijn interesse voor het buitenland gewekt. Nadat ik in 2006 Andrea leerde kennen, maakten wij vaker verhalen in het buitenland en zo kwamen we op het idee voor een lange werkreis. Sinds 2009 ben ik ook aangesloten bij fotoagentschap Hollandse Hoogte.
Welke verhalen willen jullie vertellen?
We hopen dat mensen door onze achtergrondverhalen een realistischer beeld van Afrika krijgen. Dat het niet langer enkel een continent is van honger en ellende, maar dat er een opkomende middenklasse is; Veel Afrikanen betalen hun energierekening met een telefoon, tablets zijn in verschillende steden helemaal niet meer zo’n raar verschijnsel en je ziet veel Chinezen maar ook steeds meer westerse bedrijven zakendoen. Maar bovenal zijn het 54 landen die enorm van elkaar verschillen.
Waar moesten jullie het meest aan wennen bij het reizen door Afrika?
Dat we geen kantoor hebben. We kamperen veel op campings en bij mensen in de achtertuin. Het samen in de hitte op ons campingtafeltje werken, waar onze laptops maar net tegelijk oppassen, doet je terugverlangen naar je kantoor in Nederland met draadloos internet en elektriciteit wat niet om de haverklap uitvalt.
Maar ook aan de Afrikanen. De cultuur hier verschilt gigantisch van de Nederlandse. Heb je met mensen een afspraak, dan krijg je vaak helemaal niets aangeboden, niet eens een glas water, zelfs niet bij een bedrijf. Dat was wel even wennen na het gastvrije Midden-Oosten. En hoe hier overal de tv knetterhard aanstaat, zelfs in het kantoor van een minister die tijdens het interview vaak ook nog even zijn favoriete soap blijft volgen.
Ook is het lastig dat veel dingen heel duur zijn, wat je totaal niet verwacht in een continent als Afrika. Campings hebben regelmatig Europese prijzen en in de grote supermarkten liggen prijzen soms zelfs hoger dan in Nederland.
En aan de corruptie raken we nooit gewend. Hoe we bij vrijwel elke grensovergang weer eindeloos moeten onderhandelen zodat we niet allerlei extra toeslagen moeten betalen. En hoe we bij de Congolese ambassade twee dagen in de wachtkamer hebben doorgebracht, met af en toe een nietszeggend gesprekje in het kantoortje van de consul, vermoedelijk om dan wat bankbiljetten in zijn hand te drukken. Uiteindelijk hebben we het visum gekregen zonder ook maar één dollar extra te betalen. Maar dit blijft allemaal erg vermoeiend.
Wat is het moeilijkste aan werken in Afrika?
Dat je hier altijd een rondlopende portemonnee blijft, om Afrika-journalist Richard Dowden maar even te quoten. Niet alleen op straat wil iedereen geld van je, ook mensen die je interviewt. Uiteraard wimpelen we dit meestal af, maar soms is dat moeilijk. Dan is de situatie zo schrijnend. Zo interviewden we in Kampala Congolese vluchtelingen. Zij waren er lichamelijk slecht aan toe, hadden geen geld om hun kinderen naar school te sturen en amper om te eten. Wat doe je dan als je hen net uitgebreid hebt geïnterviewd en gefotografeerd en ze jou vervolgens smeken voor een paar euro om eten voor hun kleine kinderen te kopen?
Ook is het lastig dat overal in Afrika een andere taal wordt gesproken. In het Midden-Oosten kom je ver met Arabisch, in Zuid-Amerika met Spaans of Portugees maar in Ethiopië spreken ze Amhaars, in Kenia Kiswahili, in Rwanda Kinyarwanda (en echt niet veel mensen spreken Engels of Frans) en in Oeganda in maar bepaalde delen Luganda, in andere delen hebben ze weer een andere taal. En dan heb ik het alleen nog over een paar landen in Oost-Afrika. In totaal worden er op in continent zo’n 2000 talen gesproken, waardoor het onmogelijk is je op één taal te richten en je dikwijls met een tolk moet samenwerken. Afhankelijk van waar we ons zullen settelen, gaan we Kiswahili, Frans of Portugees leren of ophalen. Maar altijd zullen er mensen op het platteland zijn die andere talen spreken.
Tenslotte is het moeilijk dat ze in sommige Afrikaanse landen niet op buitenlandse journalisten zitten te wachten. Daarom reisden we in Soedan op een toeristenvisum, maar bij één verhaal over Zuid-Soedanezen ging dat bijna fout. De geheime dienst pakte ons op samen met de Zuid-Soedanees die wij net hadden geïnterviewd. Ze wilden Jeroens foto’s zien. Die slaagde erin zijn tweede, kleinere, camera uit de auto te plukken en daar wat foto’s van de camping op te laten zien. En gelukkig lukte het ons na veel praten ook de Zuid-Soedanees weer mee te krijgen. Maar op zo’n moment besef je hoe voorzichtig je in bepaalde landen moet zijn, zeker om de mensen te beschermen die je interviewt.
Op welke productie zijn jullie tot nu toe het meest trots?
Op een stuk in Vrij Nederland over Nederlandse VN-politietrainers in Zuid-Soedan. Het is één van de weinige stukken waar Nederlandse militairen zich zo eerlijk uitlaten over een missie.
Maar het liefst publiceren we over Afrikanen en dan zijn we trots op een stuk over het voortdurende geweld in de olierijke Zuid-Soedanese provincie Jonglei. We denken erin geslaagd te zijn om de complexe gelaagdheid van dit conflict te beschrijven, mensen te laten begrijpen hoe zulke situaties niet zomaar opgelost zijn en de lokale mensen een gezicht te geven. En Jeroen kon in dit afgelegen gebied prachtige foto’s maken. Als één van de minst ontwikkelde landen ter wereld is Zuid-Soedan journalistiek gezien waanzinnig interessant.
En op welke absoluut niet?
Een verhaal jaren terug voor de ‘groene’ glossy Green2. We zouden voor hen in Tanzania een reportage gaan maken over duurzame initiatieven maar terug in Nederland meldde het tijdschrift ons een ‘restyling’ te hebben gedaan en dat het nu allemaal om ‘genieten’ draaide. Of we ons stuk even konden omtoveren tot een reisreportage. Mokkend hebben we dit uiteindelijk toch gedaan maar wij waren niet erg tevreden op het eindresultaat waar nauwelijks nog de duurzame initiatieven in voorkwamen waar we ons op hadden gericht. Bizar genoeg was de redactie in de zevende hemel.
Wie zijn jullie opdrachtgevers? Doen jullie er ook niet-journalistiek werk naast?
We werken voor Vrij Nederland, OneWorld Magazine, het Vlaamse Knack en MO Magazine, vrouwenbladen als GDL (de opvolger van Goedele Magazine), OPZIJ en RED Magazine, voor kranten als het Algemeen Dagblad en het Nederlands Dagblad en maken radioreportages voor Radio 1 (voor de NCRV en de VARA).
Ook werken we vaker voor vakbladen, bijvoorbeeld Zuivelzicht, en schrijven we voor buitenlandse tijdschriften. Zo hebben we een verhaal over Mini-rijders in Kenia gepubliceerd in een Brits tijdschrift en verkochten een reportage over David Kinjah – de Keniaanse trainer van de destijds 12-jarige Chris Froome (huidig Tourfavoriet) – aan negen wielerbladen wereldwijd, onder meer in Engeland, Amerika, Brazilië en Azië. En sinds kort hebben we een eigen digitaal Afrikakanaal en app bij De Nieuwe Pers waar mensen zich voor 1,79 euro per maand of 16,99 euro per jaar op kunnen abonneren. Hoewel dit nog geen gouden bergen oplevert, geloven we in de toekomst van dit nieuwe model waarbij lezers een abonnement op een afzonderlijke journalist kunnen nemen.
Af en toe maken we filmpjes voor ngo’s, waaronder voor Amref Flying Doctors. We doen dit om extra geld te verdienen maar krijgen tegelijkertijd meer ervaring in filmen die we later weer kunnen gebruiken in ons journalistieke werk.
Hoe onderscheiden jullie jezelf van andere correspondenten in Afrika?
Doordat wij met de auto reizen, kunnen wij relatief goedkoop veel langer op plekken blijven hangen, zelfs in een relatief duur land als Zuid-Soedan. Door brandstofschaarste is vervoer er peperduur en zijn hotelkamers onder de 100 dollar er nauwelijks te krijgen. Maar doordat wij konden kamperen op compounds van kerken, NGO’s en een krant, maakten we er maar liefst tien weken lang verschillende reportages.
Van vaste (freelance) correspondenten horen we dat zij door de onder druk staande buitenland budgetten minder kunnen reizen dan vroeger. Hierdoor gaan ze niet snel naar landen als Mozambique of Angola, hoewel er in die landen enorm veel gaande is. Doordat wij daar wel relatief goedkoop kunnen verblijven en verhalen kunnen maken, hopen we ons op deze manier te onderscheiden.
Het nadeel van onze grote auto, is dat we niet zomaar bij groot nieuws naar een hotspot kunnen rijden. Maar nieuwsjournalistiek is momenteel ook geheel niet onze focus.
Hoeveel uur per week werken jullie gemiddeld? Wat is de verhouding bureau-/veldwerk?
Eigenlijk werken we continue. Want we wonen nergens en alles wat we doen heeft met ons werk te maken. Maar dat zijn ook dingen als boeken lezen over Afrika, je inlezen in een volgend land en visa, persaccreditaties en allerlei permits voor de auto regelen, waar bizar veel tijd in gaat zitten.
Regelmatig moeten we onszelf dwingen om even iets te doen wat niet werk-gerelateerd is. Dat komt ook doordat we als stel samenwerken. Zelfs tijdens een biertje heb je het snel over werk.
De verhouding bureau/veldwerk is moeilijk in te schatten maar vermoedelijk zo’n 50/50. Er gaat enorm veel tijd zitten in acquisitie, inlezen in een volgend land, contacten leggen, routes en kampeerplekken uitzoeken en ga zo maar door. Maar vaak zijn we vervolgens weer weken achtereen in het veld. Dat laatste blijft voor ons het belangrijkste.
Op welke manieren gebruiken jullie als journalisten sociale media en waarom?
Twitter gebruiken we steeds meer om nieuws uit Afrika te volgen maar ook originele onderwerpen te vinden. Door Afrikanen te volgen in de landen waar we nog naartoe gaan, komen we topics tegen die de BCC’s en Al-Jazeera’s links laten liggen. Ook gebruiken we Twitter om onze stukken en ons kanaal bij De Nieuwe Pers onder de aandacht te brengen en het is een leuke manier om met collega-journalisten over de hele wereld contact te houden en elkaar soms zo te kunnen helpen.
Facebook gebruiken we voornamelijk privé maar is ook handig om in contact te blijven met mensen in de landen waar we zijn geweest. Maar persoonlijk en zakelijk schuurt zo soms wel. Zo kreeg een jongen die we op de Westelijke Jordaanoever hadden leren kennen, op onze Facebookpagina ruzie met een vriend van ons in Israël.
LinkedIn is tenslotte ideaal om contactgegevens van mensen te vinden. Ook in Afrika hebben steeds meer mensen LinkdIn en van een journalist accepteren ze meestal wel een uitnodiging.
Wat is jullie gouden tip voor jonge journalisten en fotografen die correspondent willen worden?
Doe eerst wat journalistieke ervaring op in Nederland. Zo leer je de dynamiek van media kennen en begrijp je beter wat ze willen, waardoor acquisitie gemakkelijker wordt. Zoek vervolgens inderdaad een niche. Het kan een bepaald werelddeel of land zijn dat geopolitiek de komende jaren een belangrijke rol gaat spelen. Denk bijvoorbeeld aan China. Maar het kan ook een bepaald onderwerp zijn waar je je helemaal in specialiseert.
Wees creatief, ook als het om kosten gaat. Zo vonden we onlangs bij een tankstation een jongen die voor ons kon vertalen en werkt couchsurfing erg goed. Niet alleen om bij mensen te slapen maar ook om lokale contacten te vinden. Gewoon eens een normale burger spreken in een land als Soedan. En dan blijkt ze ook nog eens van de kleine Arabische stam van de president en hem zelfs een best ‘okaye dude’ te vinden. Zo’n contact kom je niet tegen bij de mensenrechtenactivisten.
Leer goed Engels schrijven en ga ook voor buitenlandse media schrijven. En kies toch voor een plek waar je je lekker voelt, want je moet er ook wonen.