Spion of prinses? Inwonen bij Syrische rebellen
“En waarom zou ik je vertrouwen?” Tariq, een jongeman van ongeveer mijn leeftijd, kijkt me achterdochtig aan terwijl hij dit vraagt. Zijn veel te bleke, bijna doorzichtige huid en het duo bloeddoorlopen ogen voorspellen onheil. Ik heb het niet voor hem, althans nog niet. Een beetje verward blijf ik hem het antwoord op zijn vraag schuldig.
“Je bent een vrouw, moederziel alleen in oorlogsgebied. Je spreekt vloeiend Arabisch en je kent al onze gebruiken. Het kostte ons jaren om de slimmigheden van de CIA te doorprikken, maar intussen hebben we wel wat inzichten verworven. En met jouw profiel, ben jij dé spion bij uitstek.” Ik probeer de boodschap weg te lachen, maar het kleine lachje wordt beantwoord met niet meer dan een ijzige blik.
Het ijs breken met kalasjnikovs
Het vertrouwen winnen van deze man is een lastig karwei. Wat onhandig breek ik het ijs met small talk. Over koetjes en kalfjes. Over de lading spiksplinternieuwe kalasjnikovs van mijn geboortejaar, nog in de verpakking op de sofa.
Ik heb één voordeel: ik ben een absolute leek als het op wapens aankomt. Tariq neemt het heft in handen en toont hoe je zo’n ding in elkaar knutselt. Het bijwonen van deze les is wellicht geen verstandige keuze, maar het helpt. Mijn onhandigheid met het wapenarsenaal tovert spontaan iets wat bijna doet denken aan een glimlach op zijn gezicht. Zijn lippen krullen op en ik merk dat hij zich vermaakt in mijn sukkelen. De lach, die onderdrukt hij. De koele kijkers krijgen iets emotioneels nu, en ik zie mijn kans op toenadering.
‘I am your princess’
Ik vraag naar zijn vrienden, naar de gesneuvelden onder hen. Het wordt snel duidelijk dat mijn gesprekspartner overloopt van opgekropte emoties. Zuchten en roepen wisselen elkaar af. “Ik ben om ieder verlies even treurig, maar het gaat steeds sneller voorbij. Bij de eerste duurde het weken, nu ben ik na een uurtje weer de oude.” Dat ik naar hem luister, maakt iets in hem los. “Sigaretje?” ik bedank vriendelijk en voor het eerst lacht hij nu echt naar me.
Een andere jongen komt het salon binnen en vraagt me in zijn beste gebrekkige Engels even met hem mee te gaan. Hij brengt me naar de kamer waar ik de komende dagen verblijf. Een gigantische kamer mét hemelbed. “I am your princess” zegt hij trots. Hij bedoelt dat hij tot mijn dienst is, maar zijn daden zijn duidelijker dan zijn woorden.
In een Syrisch hemelbed
De deken komt net uit de verpakking, verzekert hij me. Het licht is net hersteld, en niemand zal me lastigvallen. De kamer beschikt bovendien over een eigen living waar je probleemloos een partijtje kan voetballen. Er zijn nog andere kamers in het huis, maar die zijn kleiner. Drie kleinere kamers, waar een twintigtal jongens verspreid over matjes op de vloer te slapen liggen.
Ik in mijn hemelbed, besluit wijselijk geen vragen te stellen. Of ik graag thee wil, dan wel koffie? En of hij de ramen vast voor me sluit? Of heb ik liever dat hij alle ramen even opent?
De jongens -behalve Tariq- sloven zich voor me uit.
De Backstreet Boys en Céline Dion
Als ik midden in de nacht wakker word, zie ik buiten nog licht branden. Op het terras rookt Osama waterpijp, met hasj uiteraard. Zijn gsm speelt muziek van de Backstreet Boys. “Vroeger was ik een gewone jongen.” Zegt hij als hij me ziet. “Ik luisterde naar de Backstreet Boys en Céline Dion. Nu slaap ik niet meer. Ik ben een slechte man.”
Net als Tariq moet ook Osama even zijn verhaal kwijt. De jongens hebben al maanden geen vrouw meer gezien, en mannen onderling, die praten niet over die dingen, vertrouwt Osama me toe. “Ik mis mijn vrouw, en mijn dochter” zegt hij terwijl hij zijn gsm erbij haalt om foto’s te tonen. “Dit is mijn vrouw. En dit is mijn dochter. Ze is vier. Ik heb haar al maanden niet gezien. Misschien herkent ze me zelfs niet meer.” Hij biedt me wat hasj aan en gaat over naar de filmpjes. “Hier is mijn dochtertje aan het dansen voor me.” “Oh, en dit is mijn lievelingsfilmpje.” Hij kijkt even op en vraagt “Ooit al eens een lijk gezien?” en reikt me het filmpje aan. “Hier zie je hoe ik een shabiha* dood. Daar ben ik zo trots op.”
Allah beschermt, niet ik
Een paar uur later, met het opkomen van de zon, komt de slapeloze Tariq bij ons zitten. Hij schenkt thee en vraagt of ik ‘s avonds mee wil naar het front. “We hebben te lang stil gezeten. Te veel facebook gekeken. Het is tijd om de wapens op te nemen. Vandaag ga ik iemand doden, ik voel het.”
De jongens gaan deze avond vechten in een dorpje verderop. “Als jullie me beschermen, ga ik mee!” laat ik weten. Maar zijn antwoord is duidelijk. “Allah beschermt, niet ik. Nu ben ik je vriend, maar als het moet, ben ik straks je vijand.”
*aanhanger van het Assad regime
Annabell van den Berghe en Jeffry Ruigendijk reisden de afgelopen weken door Koerdisch Syrië. Ze schreven daarover op De Buitenlandredactie en op Twitter: @Annabellvdb en @JeffRuig.