‘Ik wil Zuidoost-Europa smoel geven’
Bio: Joost van Egmond (1975) werkt sinds 2010 als correspondent voor Zuidoost-Europa in Belgrado. Daarvoor was hij West-Afrika-correspondent met standplaats Dakar. Van Egmond werkt op dit moment onder andere voor de NOS, Trouw, de Wegener-kranten en de Groene Amsterdammer. Lees hier zijn blog.
Waarom koos je voor het correspondentschap?
Correspondent zijn is inhoudelijk de mooiste vorm van journalistiek die er is, in ieder geval voor mensen met een buitenlandafwijking zoals ik. Je ‘beheert’ een stuk wereld voor je publiek, je zet zelf de lijnen uit en je kunt uitleggen wat er gebeurt.
Waarom in Zuidoost-Europa?
Ik heb altijd een lijstje gehad van plekken waar ik graag zou willen werken. Die lijst is heel divers. Het belangrijkste criterium is eigenlijk of ik zelf nieuwsgierig ben naar een land. Vervolgens ben ik gaan rondkijken waar ik ook daadwerkelijk kansen zag om aan de slag te kunnen.
Die methode is me erg goed bevallen. Het is volgens mij een kwestie van weten wat je wilt, maar je niet blind staren op één plek en te wachten op die gouden kans. Als iets goed genoeg is moet je de sprong wagen, anders blijf je de rest van je leven op een redactie zitten.
Belgrado stond heel hoog op die lijst. Het is een erg prettige stad om te wonen en het is een enorme uitdaging om het nieuws hier te verslaan. Dit is een stuk Europa dat volop in beweging is. In andere gebieden kun je vaak wel voorzien hoe de hazen gaan lopen. Dat heb ik hier veel minder. Ik ben altijd oprecht nieuwsgierig hoe deze film nou weer af gaat lopen.
Welk verhaal wil je tijdens je correspondentschap vertellen?
Ik wil deze regio een smoel geven. Ik vermoed dat mijn publiek niet zozeer behoefte heeft aan pure feitenkennis over wat zich hier afspeelt, maar meer over wat mensen beweegt. We weten best veel, we snappen er alleen zo weinig van. Ik hoop door de ontwikkelingen die ik schets en de mensen die ik aan het woord laat deze hoek van Europa meer tot leven te brengen. Bij alles wat ik do e probeer ik mijn publiek even mee te nemen hierheen, zelf rond te laten kijken en zich in te laten leven in de situatie.
Laatst had een redacteur zich grondig ingelezen en kwam vervolgens met de vraag: ‘Maar er wonen daar toch ook wel redelijke mensen. Wat doen die dan?’ Daar word ik enthousiast van. Dat is wat ik zoveel mogelijk aan bod probeer te laten komen.
Waar moest je het meest aan wennen toen je in Belgrado ging wonen?
Ik zou graag origineel zijn, maar het grootste obstakel is nu eenmaal de taal. Ik was een jaar verder voor ik een beetje mee kon komen in Servo-Kroatisch, en dat betekent dat je van heel veel zaken buitengesloten bent.
Dat heb ik nog steeds in landen als Hongarije of Albanië. Je kunt niet elke taal leren en ik heb me daar bij neergelegd, maar het is in dit werk een grote handicap. Verder is dit niet een plek die heel grote aanpassingsproblemen geeft. Het blijft Europa, de cultuur is behoorlijk vergelijkbaar met Nederland.
Wat is het moeilijkste aan werken in deze regio?
Mensen die je aan het lijntje houden, maar dat is vooral omdat ik daar zelf een gruwelijke hekel aan heb. Hoewel ik ook wel denk dat het hier wat vaker voorkomt dan gemiddeld. Ik heb geregeld dat ik mensen vraag om alsjeblieft toch gewoon eens ja of nee te zeggen tegen een interviewverzoek en niet langer ons beider tijd te verspillen. En dan is het toch weer; ‘ik bel je volgende week’.
Op welke productie ben je tot nu het trotst?
Op deze standplaats ben ik het meest tevreden over een stuk voor Vrij Nederland over oorlogstrauma in Servië. Het begon met een klein artikeltje in Nederlandse media. Een Servische psycholoog had een kinderboekje geschreven over omgang met oorlogstrauma dat in het Nederlands werd vertaald. Daar was wat ophef over omdat de psycholoog in het leger zat tijdens de Kosovo-oorlog en dus ’tegen de Navo-troepen had gevochten’. Dat bracht mij op het idee om te proberen door de goed/fout barrière heen te breken en een aantal getraumatiseerde veteranen in Servië te portretteren. Ik ben heel blij met de ruimte die de redactie ervoor gaf, en met de tijd die ik in de voorbereiding kon steken. Ik denk dat het een gedegen stuk is geworden dat enig inzicht biedt in een onderbelicht probleem.
Hoeveel uur besteed je per dag aan je journalistieke werkzaamheden?
Als ik het allemaal optel zou ik zeggen gemiddeld een uur of tien, maar dat is inclusief kranten lezen en kletsen in het park over de toestand in de wereld. Mijn belangrijkste taakomschrijving is: je ogen openhouden en indrukken opdoen. Dat gaat non-stop door. Ik werk nooit niet. En dat vinden de redacties waar ik voor werk ook leuk. Soms is dat wel eens lastig. Dan sta ik weer te bellen in de dierentuin, met een schuin oog kijkend of mijn kind de zebra’s wel met rust laat.
Het is dan ook moeilijk om veld- en bureauwerk van elkaar te scheiden. Ik zit nooit aan een bureau. Gemiddeld ben ik een week per maand op reis. Dat zou je puur veldwerk kunnen noemen, maar ook daar ben ik veel bezig met typische bureauklussen: schrijven, overleg met de redacties. En omgekeerd doe ik thuis in Belgrado natuurlijk ook weer interviews, of scenes voor reportages.
Op welke manier gebruik jij social media en waarom?
Ze zijn voor mij vooral een interessante aanvulling op wat ik maar noem kroegpraat; geruchten, opmerkelijke inzichten, halve verhalen. Ik heb het altijd erg inspirerend gevonden om daar bij te zitten en dat is met social media hetzelfde. Het levert me zeker een paar ideeën per maand op. Dat wordt lang niet allemaal een verhaal, maar dat hoort erbij. Je moet geregeld achter onzin aan gaan, voor je een keer beet hebt.
Een mooi voorbeeld was twee jaar geleden, toen Macedonische politieagenten een jongeman doodschopten. Officiële instanties zwegen in alle toonaarden. en dat verhaal is echt dankzij Facebook en Twitter naar buiten gekomen. Je ziet dat mensen erover praten en vervolgens kun je aan het verhaal gaan trekken. Dan bewijzen sociale media weer hun waarde.
Het verbaast me altijd wel als journalisten sociale media als zoiets unieks beschouwen. Het is voor mij gewoon communicatie voortgezet met andere middelen. Sneller en toegankelijker, maar het blijven pratende mensen. De gezond-verstand regels om dat mee te benaderen zijn ook dezelfde als met persberichten, tips in de kroeg of interviews: Wie zegt wat en waarom? Dan kom je al een heel eind.
Laatst moest ik een workshop vol jonge journalisten overtuigen die zich hadden ingeprent dat ze sociale media niet moesten gebruiken omdat het onbetrouwbaar was. Toen heb ik ze maar gevraagd of ze media konden noemen die wel betrouwbaar zijn.
Wat is jouw gouden tip voor journalisten die correspondent willen worden?
Werk aan brede kennis over je regio, ook als er niet direct een verhaal in zit. Tussen het najagen van Het Actuele Verhaal door probeer ik altijd tijd in te ruimen om breder rond te snuffelen. Als ik niet paraat heb of de landbouw in Macedonië nou een beetje lekker loopt, dan knaagt dat aan me. Je kunt niet alles weten, maar een goed ingerichte kaartenbak is goud waard. Het verschil tussen een correspondent en elke andere goede journalist is volgens mij dat de correspondent al weet wat er speelt.