Kapitalisme
Ik stond afgelopen weekend op een feestje naast een typische klager – daarvan zijn er nogal wat in Zuid-Afrika. Ze doen net alsof hun land op de rand van de afgrond staat – ‘corruptie, corruptie en nog eens corruptie’ – en laten ergens onder hun woorden de suggestie schuilgaan dat het na 1994 pas écht verkeerd is gegaan.
Onzin natuurlijk. De meest fundamentele problemen van Zuid-Afrika gaan een stuk verder terug dan negentien jaar. Dat laat emeritus hoogleraar economie Sampie Terreblanche zien in zijn boek Lost in transformation. Dat las ik afgelopen week.
Kapitalisme en democratie dienen elkaar in evenwicht te houden
Simpel gezegd komt de conclusie van Terreblanche er op neer dat economische belangen in Zuid-Afrika altijd veel sterker zijn geweest dan politieke belangen. De politiek (het collectief) heeft daardoor altijd in dienst gestaan van de winsten van een kleine elite. Terreblanche stelt:
‘Democratie benadrukt de gemeenschappelijke belangen, gelijkheid en overeenkomstige loyaliteiten; kapitalisme is gebaseerd op zelfzuchtige ongelijkheid en op conflicterende individuele en groepsbelangen.’
Ook al doet het betoog van Terreblanche wat (neo)marxistisch aan, het ontkent het belang van kapitalisme niet. Juist in het samenspel van democratie en kapitalisme schuilt een grote kracht, meent de econoom. Democratie en kapitalisme hebben elkaar volgens Terreblanche nodig om een uitgebalanceerde samenleving te creëren, waarin excessen (in welke vorm dan ook) de kop in worden gedrukt.
Kapitalisme heeft het in Zuid-Afrika altijd van democratie gewonnen
Maar in Zuid-Afrika gebeurt dat niet. In dit land heeft het kapitalisme altijd met overmacht van de democratie gewonen. Terreblanche onderscheidt vier perioden:
- De VOC-periode tussen 1652 en 1795. De Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie wordt wel gezien als de eerste (en overigens door en door corrupte) multinational ter wereld. De Kaap werd dus niet door een democratische overheid maar door een bedrijf bestuurd.
- De Britse kolonisatie tijdens de negentiende eeuw. De Britten was het er in de tijd van de industriële revolutie vooral om te doen hun bedrijven thuis verder te ontplooien – door het verkrijgen van goedkope grondstoffen bijvoorbeeld. Democratie in de koloniën zou daarbij alleen maar lastig zijn geweest.
- De groeiende macht van mijnbedrijven begin twintigste eeuw. Regeringen in Zuid-Afrika stonden in deze tijd praktisch geheel in het teken van de opkomende mijnbouw. De mijn-elite was tussen 1910 en 1948 de groep die Zuid-Afrika feitelijk regeerde.
- Apartheid tussen 1948 en 1994. Tijdens apartheid sloegen de tot dan toe relatief arme Afrikaners en Britse mijn-elite de handen ineen. De Afrikaners moesten rijker worden en de Britse elite diende rijk te blijven. En dus, zo merkt Terreblanche op, stond het systeem van apartheid bol van de (economische) corruptie. Terreblanche durft zelfs te betwijfelen welk systeem meer geld achterover drukte: dat van het ANC nu of dat van apartheid vroeger.
Economische elite heeft ook na 1994 haar macht behouden
Het probleem na 1994 is volgens Terreblanche dat het van origine linkse ANC zich onder internationale druk heeft laten verleiden tot een plots radicaal neoliberale economische koers. Ook na 1994 bestaat daardoor nog altijd geen balans tussen kapitalisme en democratie. De economische elite heeft haar macht weten te behouden, ten koste van het volk.
Naast de blanke economische elite er is slechts een heel kleine zwarte economische top-elite gecreëerd. Die heeft via systemen als Black Economic Empowerment een nadrukkelijk belang gekregen in de mijnbouw en de rest van Zuid-Afrika’s economische sector.
Het is niet in het belang van één van deze beide elite-groepen om werkelijk werk te maken van armoedebestrijding en van het terugdringen van de massawerkloosheid. Daarop maken zij immers geen winst. En dus blijven de problemen van de massa bestaan, terwijl de elite zichzelf verrijkt. Een prachtig (theoretisch) democratisch stelsel ten spijt.