Zes jaar na de moord op Hrant Dink nog steeds geen verandering in Turkije
Tan Tunali neemt in zijn eerste blog over Turkije de achtergrond van de moord op de Armeense journalist Hrant Dink en de rechtsgang die er op volgde onder de loep.
Rechtspraak in Turkije, het bleek de afgelopen jaren een contradictio in terminis. Een van de meest in het oog springende voorbeelden is de zaak van Hrant Dink. De Armeense journalist werd op klaarlichte dag doodgeschoten voor het kantoor van Agos, de krant waarvan hij hoofdredacteur was. Afgelopen zaterdag gingen zes jaar na dato opnieuw duizenden mensen in het hele land de straat op om gerechtigheid te eisen.
Net als de afgelopen vijf jaar werden tijdens het protest leuzen geroepen als: “Zij die moordenaars beschermen zijn ook verantwoordelijk” en: “Zolang wij hier zijn, eindigt deze rechtszaak niet”. Tot dusverre bleken de woorden aan dovemansoren gericht.
Demonstratie afgelopen zaterdag in Istanbul
Hrant Dink was een man die streefde naar dialoog en verzoening tussen Turken en Armenen. Tegelijkertijd nam hij geen blad voor de mond. Zo zei hij dat “er in 1915 inderdaad een genocide heeft plaatsgevonden, omdat een volk dat hier vierduizend jaar aanwezig was, er nu niet meer is.” Turkije ontkent een genocide.
Nationalistische Turken, opgehitst door de media en in de rug gesteund door het beruchte strafwetsartikel 301, dat het beledigen van de Turkse identiteit strafbaar stelt, vonden dat Dink daarmee het leven niet waard was. Zo ook de toen zeventienjarige Ogün Samast uit Trabzon. Hij reisde meer dan 1000 kilometer naar Istanbul om Dink te straffen voor “het bevuilen van het Turkse bloed”.
Vrijuit
Samast kreeg, niet voordat hij met de Turkse vlag en enkele trotse politiebeambten had geposeerd, een celstraf van 22 jaar en tien maanden. Yasin Hayal, die de moord beraamde, kreeg levenslang en twee vrienden van Hayal kregen twaalf jaar. Vele anderen, die de rechtsgang belemmerden of betrokken waren bij de voorbereiding op de moord, gingen vrijuit.
Bovendien achtte de rechter een georganiseerde misdaad onbewezen. Dit terwijl daarvoor sterke aanwijzingen bestaan. Amnesty International stelde dat veiligheidsdiensten al voor de moord op de hoogte waren van de plannen en in contact stonden met de daders, maar niks ondernamen om de moord te voorkomen.
Zoekgeraakte beelden van bewakingscamera’s en vergeetachtige politiecommissarisen hielden een traditie van politieke moorden met staatsbetrokkenheid in stand. Het proces over de schimmige gang van zaken rond de moord is daarmee verworden tot een grote farce. De mensen die voor het zesde opeenvolgende jaar de straat opgingen zijn roependen in de duisternis.
Haatcampagne
Naast de gerechterlijke tekortkomingen is in deze zaak een belangrijke rol weggelegd voor de media en de haatcampagne die zij tegen Dink voerden. Nadat Dink in 2004 beweerde dat Sabiha Gökçen, Turkije’s eerste vrouwelijke gevechtspiloot en adoptiefdochter van Atatürk, van Armeense komaf was, ging het los.
Het leger vaardigde een verklaring uit die stelde dat Dinks uitspraken “gevaarlijk waren voor het land en de natie”. Een bataljon columnisten deed dat nog eens dunnetjes over en noemde Dink onder andere “de vijand onder ons”, “een fascist die het niveau van Hitler ontstijgt” en zelfs letterlijk “het doelwit van ons allen”. In de nasleep van deze campagne werd Dink op basis van strafrechtartikel 301 veroordeeld tot een half jaar gevangenisstraf – waarvan hij later werd vrijgesproken – en ontving hij vele doodsbedreigingen.
Bierkaai
De Hrant Dink Stichting, die weduwe Rakel Dink na de moord met vrienden en familieleden oprichtte, publiceert halfjaarlijks een rapport over haatzaaierij in de Turkse media. Projectmedewerker Melisa Akan licht het laatste rapport toe: “We vonden weer meer dan honderd haatzaaiende artikelen. Steeds zijn dezelfde groepen slachtoffer: Koerden, Armenen, Grieken, Joden, maar ook homoseksuelen en transgenders. Door te rapporteren hopen we mensen van het discriminerende karakter van deze artikelen te doordringen. Maar in een conservatief-nationalistisch sociaal klimaat voelt dat vaak als vechten tegen de bierkaai.”
Dat veranderingen niet van de ene op de andere dag plaatsvinden is bekend. Binnen de Turkse justitie en media was de verandering de afgelopen zes jaar echter wel heel magertjes. Of beter: niet-bestaand. Dat er daarom zo weer een vergelijkbare moord gepleegd zou kunnen worden, is een even wrange als treurige conclusie.