|

‘Ik heb altijd een geplette banaan in mijn tas’

Elke week praat De Buitenlandredactie met een correspondent over zijn of haar werk. Wat trok hen om buiten de Nederlandse grenzen te gaan werken en welke tips geven ze aan vakgenoten die hetzelfde ambiëren? Deze week Eveline Bijlsma.

Bio: Eveline Bijlsma (1982) vestigde zich in 2011 in de stad van de liefde: Parijs. Ze werkt voor onder andere De Telegraaf, BNR Nieuwsradio en geeft commentaar bij RTL Boulevard. Op Twitter: @evelinebijlsma

Hoe en waarom ben je correspondent geworden?

“Ik heb mijn baan aan de bar van Nieuwspoort (internationaal perscentrum in Den Haag, red.) gevonden, waar ik de chef van de redactie buitenland van de Telegraaf toevallig tegen het lijf liep. Ik was op dat moment aan het kijken of ik niet een tijdje in het buitenland kon werken, ik was me een beetje aan het oriënteren op Marokko. Ik heb ooit anderhalf jaar Frans gestudeerd, dus had de voorkeur voor een Franstalig land. Die droombaan in Parijs had ik bij voorbaat van mijn lijstje geschrapt, in de veronderstelling dat ieder medium daar al een correspondent heeft.

“Dat zei ik letterlijk tegen de chef, die daarop antwoordde dat hij juist een mannetje in de Franse hoofdstad zocht. Toen ik ’s avonds laat thuiskwam heb ik mijn cv opgepoetst en wat van mijn stukken uit Sp!ts gescheurd, waar ik toen als verslaggever werkte. Ik heb gesolliciteerd, ben aangenomen en vertrok een paar maanden later.”


Hoe lang denk je daar nog te blijven?

“Tot ik het niet leuk meer vind! Maar ik blijf nog wel even, ik begin die malle Fransen steeds beter te begrijpen en ook steeds meer te waarderen.

“Ik kwam in april 2011 aan, ruim een jaar voor de presidentsverkiezingen. Ik heb het laatste jaar van Nicolas Sarkozy’s ambtstermijn meegemaakt, maar de anti-gevoelens die hem uiteindelijk de kop kostten, hadden in de jaren daarvoor al wortel geschoten. Ik vind het erg jammer dat ik de escapades die dat antisarkozysme hebben gevoed, niet in het land zelf heb meegekregen. Ik heb de beelden teruggekeken van de man die Sarko’s uitgestoken hand niet wilde schudden en van de president ‘rot dan maar op, stomme lul’ kreeg te horen, maar niet de verontwaardiging daarover bij de bakker gehoord. En de urenlange radio- en televisieshows gemist, waarin zo’n uitspatting nog eens helemaal wordt nagekauwd in een speciaal panel. Franse media zijn daar sterren in.

“Om een ruzie tussen twee politici uit te leggen maken kranten hier kleurenschema’s waarin je precies kunt zien wie wat zei op welke datum, met een pijltje naar de reactie van de tegenstander.

“In mei van dit jaar is François Hollande tot president verkozen, dus zijn regeringsperiode krijg ik mee vanaf het begin. Van alle presidenten van de Vijfde Republiek is zijn populariteit in de maanden na zijn verkiezing het snelst gekelderd. Dat kon haast ook niet anders: de verwachtingen waren zo hoog gespannen. De uitzinnige vreugde van die gigantische mensenmassa op het Place de la Bastille toen de uitslag bekend was…! Ik was bang dat ik in die hossende menigte werd geplet!

“Daar komt bij dat mijn netwerk ook steeds groter en uitgebreider wordt, wat mijn werk beter en gemakkelijker maakt. Daarbij vind ik nog steeds nieuwe opdrachtgevers. En ook niet onbelangrijk: ik vermaak me hier prima en heb leuke mensen ontmoet. Er zijn nog genoeg verhalen die ik wil maken, dus voorlopig ben ik hier nog niet klaar!”

Wat deed je voor het correspondentschap?

“Ik heb anderhalf jaar Frans gestudeerd in Groningen en ben vervolgens overgestapt naar een bachelor Kunst- en Kunstbeleid. Gelukkig wilden ze me daarna bij de master Journalistiek hebben – ik kwam op weg naar de faculteit altijd langs een slechtlopend kunstencentrum voor onbegrijpelijke hedendaagse kunst en zag mezelf al in zo’n gribus subsidieaanvragen schrijven.

“Ik liep stage bij Trouw en vond niet snel daarna een baan als verslaggever bij Sp!ts. Mijn scriptie belandde daardoor in de ijskast, ik heb uiteindelijk pas na tien jaar mijn bul opgehaald. Maar de ervaring die ik opdeed in de drie jaar dat ik bij Sp!ts werkte, was een groot voordeel toen ik bij De Telegraaf solliciteerde. Ze wilden graag iemand naar het buitenland sturen die ook de brand op het dorpsplein had verslagen.”

Welke verhalen wil jij als correspondent vertellen?

“Frankrijk is maar drie uurtjes met de trein, maar het is een heel ander land. Ik hoef geen tien kilometer te lopen voor een emmer water of mensen om te kopen om iets voor elkaar te krijgen, maar er is genoeg interessants te vertellen over de Fransen en hun manier van leven, besturen en werken. Dat blijft voor Nederlanders denk ik leuk om te lezen.

“Die verwondering over Frankrijk is er op allerlei vlakken. De Financiële Telegraaf en BNR vragen zich af waarom de overheid in vredesnaam een onstrategisch gelegen fabriek van ArcelorMittal dreigt te nationaliseren om een paar honderd banen te redden – terwijl de vraag naar staal alleen maar daalt. Op buitenland willen ze weten hoe het kan dat Dominique Strauss-Kahn jarenlang allerlei vrouwen over zijn bureau legde: zowel journalisten als zijn collega’s wisten dat zijn libido hem parten speelde, maar niemand zei wat! Of ik schrijf een column over Franse weervrouwen, die altijd bevallig en halfnaakt hogedrukgebieden staan aan te wijzen.

“Daar komt bij dat je als correspondent in een bevoorrechte positie zit. Je kunt een reportage schrijven over een Nederlander die in Normandië zijn eigen appeltjes perst om er cider van te maken, met Adriaan van Dis door de Jardin du Luxembourg wandelen om het over zijn nieuwe boek te hebben en een artikel maken over de toekomst van de Franse banken. Je portefeuille bestaat niet alleen uit de huizenmarkt of een politieke partij, maar álles wat er in een land gebeurt!”

Waar moest je aan wennen toen je in Frankrijk ging wonen?

“Ik heb wel eens gevloekt als ik voor het lulligste pasje honderd formulieren in tienvoud moest inleveren. Ik kwam er ook achter dat ik thuiswerken niet prettig vind, dus daarom heb ik een kantoor gezocht.”

“Verder ging het vanzelf, want het leven is hier aangenaam en de Fransen zijn doorgaans erg vriendelijk. Zo heb ik net mijn krantje gehaald bij Hugue (‘bonjouuuur jeune fille!!’), had ik het met het meisje van de bakker over wanneer ze haar haar net zo blond gaat verven als ik (haar vriend heeft het liever niet, want die is nogal jaloers aangelegd) en de eigenaar van de kroeg op de hoek sloeg zo hard op de ruit om naar me te zwaaien, dat ik er bijna in bleef. Hoe kun je je dan niet thuisvoelen?!”

Wat is het moeilijkste aan werken in Frankrijk?

“Eigenlijk ondervind ik niet zoveel moeilijkheden. Woordvoerders en ‘services de presse’ zijn hier net als in Nederland: de ene club belt wel snel terug, de andere niet. Het scheelt dat de meeste persvoorlichters De Telegraaf wel kennen. Voor een titel die in Frankrijk wat onbekender is, moet ik soms een beetje zeuren om een interview.

Bij breaking news in Frankrijk zelf merk je wel dat buitenlandse journalisten helemaal onderaan het terugbellijstje belanden. Maar als je ter plekke bent wanneer er iets aan de hand is, lukt het altijd wel om een politiecommissaris of de eigenaar van een weggewaaide camping aan zijn jasje te trekken.”

Op welke productie ben je het meest trots?

“Toen Mohamed Merah in maart van dit jaar zeven mensen doodschoot, vier bij een joodse school en drie militairen, ben ik in de trein gesprongen en uiteindelijk een week in het zuidwesten gebleven. De politie belegerde urenlang zijn huis, bewoners zaten op straat te wachten tot ze weer terug mochten en er stonden honderd journalisten, die bij elke knal die klonk door elkaar begonnen te rennen.

“In zo’n onvoorspelbare situatie moet je onder tijdsdruk goede quotes halen, de reacties in de rest van het land in de gaten houden, de gevolgen voor het land en de politiek inschatten en een mooi verhaal schrijven. Van urenlang posten in de regen krijg je het nogal koud, maar het is wel gaaf om dan de volgende dag een mooie productie in de krant terug te zien.

“Het is ook leuk om nieuwtjes tegen te komen. Zo hoorde ik deze zomer in zuipoord Argelès-sur-Mer dat de plaatselijke gendarmes zich nogal zorgen maakten om de jonge, onbezonnen, Nederlandse meisjes. Als zij straalbezopen en kortgerokt naar hun tentje waggelden, waren ze een wel erg makkelijke prooi voor Franse jongens. Eén Nederlandse deed aangifte van verkrachting, maar op de gendarmerie vermoedden ze dat er heel wat meiden met een onprettige ervaring weer in de bus naar huis stapten.

“Ik maakte er ook een reportage over, waarvoor ik een nachtje meeliep met de Nederlandse politieman ter plekke. Een nuchtere, Drentse motoragent, lamme jongeren die ‘Holland! Holland’ naar hem brulden, jonge meiden die toegaven dat ze het misschien wel bont maakten daar aan de danspaal in de discotheek, een Fransman die zich naakt opdrukte midden op straat… als je dan achter zo’n agent aanloopt, weet je al dat je prachtige ingrediënten hebt voor een levendig, kleurrijk verhaal.

“Sinds een half jaar werk ik ook voor de radio. In het begin stamelde ik nog wel eens, maar als zo’n kruisgesprek strak verloopt ben ik daar wel tevreden over.”

Op welke productie ben je absoluut niet trots?

“Die keer dat ik volledig van mijn à propos raakte toen ik live op de radio was en mijn mobiel plots afging. Dat telefoontje was net nieuw en wist niet hoe ik ‘m zo snel uit moest krijgen! De presentator informeerde–nog steeds live–of het wel goed ging met me…”

Wie zijn je opdrachtgevers? Doe je ook niet-journalistiek werk?

“Ik doe alleen journalistiek werk. Mijn grootste opdrachtgever is De Telegraaf, daarnaast ben ik freelance correspondent voor BNR en de Belgische krant De Tijd. Ik schrijf met regelmaat voor En France Magazine, maak een column voor het tijdschrift En Route en heb regelmatig dingen gedaan voor RTL Boulevard. Ik heb ook stukken verkocht aan HP/De Tijd, De Architect, Winq en Cobouw.”

Hoe onderscheid je jezelf van je collega’s in Frankrijk?

“Voor De Telegraaf maak ik denk ik meer verhalen over Nederlanders in Frankrijk dan mijn collega’s. Daarnaast ben ik een blog begonnen, waar ik mijn columns op zet. Daarin gaat het over mijn eigen belevenissen en stommiteiten. Ik denk dat er al genoeg commentaren zijn over wat Hollande nu weer niet goed heeft gedaan, bovendien weet ik niet of dat de Nederlander altijd interesseert. Ik hoop dat mijn persoonlijke beleving van Frankrijk en de Fransen lezers aanspreekt.”

Hoeveel uur per week werk je gemiddeld?

“Dat vind ik lastig te zeggen. Ik ben vanaf een uur of acht in touw, voor de krant ligt het zwaartepunt in de middag. Een gesprek op de radio is vaak vroeger in de ochtend, dus dat bereid ik ’s avonds meestal voor. Ik werk regelmatig op zondag voor de krant van maandag, en tik weleens tot in de vroege uurtjes door als ik een deadline heb voor een tijdschrift.

“Ik ben gemiddeld één keer per maand wat langer buiten Parijs voor een verhaal. Doordeweeks heb ik vaak interviews of bijpraatrendez-vous. Ik denk dat ik twee dagen per week achter mijn computer doorbreng, die dagen ga ik meestal naar kantoor.”

Op welke manier gebruik je als journalist sociale media en waarom?

“Als ik iets opmerkelijks zie of er groot nieuws is, tweet ik dat. Maar ik denk dat dit medium pas echt toegevoegde waarde heeft als je ergens live verslag van kunt doen. Dat deed ik bijvoorbeeld toen ik in Toulouse stond. Op dat moment was alle informatie die over Merah naar buiten kwam interessant, bijvoorbeeld de quotes van een vraag vriendje van ‘m dat vertelde dat hij drie weken daarvoor nog met hem in de disco stond. Dan kun je iets bieden wat andere media niet hebben en ben je sneller dan websites.

“Opdrachtgevers houden social media ook in de gaten, want toen ik tweette dat ik naar Toulouse onderweg was, hingen er gelijk twee aan de lijn. Ik zet ook wel eens persoonlijke dingen op m’n Twitter, dat ik kwaad ben op de zwerfster op de hoek omdat ze me ‘monsieur’ heeft genoemd of zoiets. Ik houd Twitter ook in de gaten voor het nieuws, om te kijken wat politici roepen en om te zien of de mensen die ik volg nog interessante artikelen aanraden.”

Welke eigenschappen moet een correspondent hebben?

“Je moet flexibel zijn, lef hebben en niet voor één gat te vangen zijn. Altijd goed om je heen kijken, goed luisteren en vooral veel met mensen praten: de mooiste verhalen hoor je in de kroeg. Niet zeuren als je opdrachtgever aan het einde van de middag een reportage uit een gehucht 400 kilometer verderop wil, gewoon gaan. Daarom heb ik altijd mijn paspoort en een geplette banaan in mijn tas, voor als ik onverwacht op pad moet.”

Wat is jouw gouden tip?

“Ik heb makkelijk praten, want ik ben letterlijk tegen mijn baan aangelopen. De eerste vereiste is dat je naar een land gaat waar je affiniteit mee hebt, maar ik zou ook praktisch denken: is de markt er niet verzadigd? Kan ik genoeg stukken kwijt? Ik vond het in ieder geval erg prettig om met een grote opdrachtgever op zak te vertrekken.”

Vergelijkbare berichten