|

Arne Doornebal, de Friese Afrika-correspondent

Arne Doornebal. Foto Meike Plant

In het begin was het lastig. Hij kwam aan in de zomer. Veel redacties waren op vakantie. Zijn mails met “Ik ben sinds drie dagen Afrika-correspondent, willen jullie een stuk kopen?” werden met een autoreply beantwoord. Hij wist niet waar en bij wie hij terecht moest.

Maar hij zit er nog. In zijn eigen huis in Oeganda. Vijf jaar geleden besloot de jonge blonde Fries Arne Doorndebal naar Kampala te gaan om Afrika-correspondent te worden. Hij was pas 24, net afgestudeerd aan het Windesheim in Zwolle en zette de stap die velen willen maken, maar niet durven te maken. Hij had al enige reiservaring, maar dat viel in het niet bij wonen en werken in Oeganda.

“Ik dacht gewoon: ik ga daar een tijdje zitten, kijken hoe het gaat en dan kom ik wel weer terug”.

Terwijl zijn familieleden weddenschappen begonnen te sluiten wanneer Arne weer huiswaarts zou keren, vond hij juist steeds meer zijn weg te vinden in Oeganda. Na enkele maanden hoefde Arne niet meer zelf opzoek naar afnemers, maar werd hij door hen benaderd.

“Ik moet wel zeggen dat ik minimaal vijf of zes opdrachtgevers over de kop heb zien gaan. Veel mensen zeiden tegen me dat ik de tijd ook niet echt mee had. Als ik dit eind jaren ’90 had gedaan was het heel anders geweest” .

Hij beperkt zich niet alleen tot Oeganda maar reist veel naar buurlanden, zoals Zuid-Soedan en Congo. Vrijwel nooit naar Kenia, omdat daar al heel veel journalisten zitten. Arne: “Dan zit je altijd wel in iemand anders zijn vaarwater”.

Arne vindt het prettig om daar te zijn waar het gebeurt. Ook is het werken in Oeganda veel heel anders dan in Nederland.

“Alles is hier een uitdaging. Ze hebben hier een ander idee van tijd, van afspraken maken. Je moet vaak naar plekken waar je nog nooit van hebt gehoord. Internet valt vaak uit, net als het telefoonnetwerk. Dat is aan de ene kant wel irritant, maar maakt het wel spannend. Bovendien zijn de onderwerpen hier een stuk heftiger”.

Een veelgehoord discussiepunt binnen de journalistiek is de houdbaarheidsdatum van een buitenlandcorrespondent. Sommigen zijn van mening dat een correspondent na vijf jaar van standplaats moet wisselen. Na zoveel jaar op een bepaalde plek zou een journalist de lokale gebeurtenissen niet meer in perspectief kunnen zien.

Arne gelooft niet dat jarenlange ervaring in een bepaald gebied in zijn nadeel werkt, integendeel. Het is volgens hem zelfs een voordeel dat je bepaalde conflicten en ontwikkelingen vanaf het begin hebt gevolgd en dus goed begrijpt. “Koert Lindijer zit al 29 jaar in Nairobi, en ik kan niet zeggen dat hij daardoor slechtere stukken schrijft”.

Daarnaast heeft Arne genoeg persoonlijke redenen om voorlopig in Oeganda te blijven. Hij is inmiddels getrouwd met een Oegandese vrouw en ze hebben samen twee kinderen. “Verhuizen wordt nu wel iets ingewikkelder dan toen ik 24 was en hier kwam met twee tassen.” Maar voor altijd in Oeganda blijven vindt Arne wat lang klinken.

“Ik zou mogelijk wel een keer terug willen naar Nederland, maar het ligt er dan wel heel erg aan wat ik daar kan gaan doen. Want je hoort wel van mensen dat het een moeilijkere stap is van Afrika naar Nederland, dan andersom”.

Journalist Meike Plant reisde het afgelopen jaar meerdere malen af naar Oeganda om de persvrijheid en journalistiek in Afrika te onderzoeken. Dat deed zij onder andere met hulp van LokaalMondiaal.In het kader van de Masterclass Buitenlandjournalistiek van Coolpolitics maakt zij ook een documentaire voor Television for the Environment (TVE).

Lees ook:

Deel 1: Samuel Kamugisha, de ambitieuze student
De (jonge) correspondent aflevering 18: Arne Doornebal in Kampala

Vergelijkbare berichten