|

‘Blind Afro-optimisme is net zo fout als blind Afro-pessimisme’

Bio: Mark Schenkel (35) is correspondent in Oost-Afrika voor Nederlandse en Vlaamse media. Hij woont in Kampala, Oeganda. Schenkel koos voor het freelance bestaan na zes jaar bij NRC Handelsblad en nrc.next te hebben gewerkt, eerst op de economie- en later op de buitenlandredactie. Hij studeerde geschiedenis in Amsterdam. Op Twitter: @schenkel_mark

Waarom koos je voor een correspondentschap in Oeganda?

Toen ik in 2005 begon bij NRC wist ik al dat ik correspondent wilde worden. Ik beschouw buitenlandverslaggeving – samen met onderzoeksjournalistiek – als de hoogste graad van het vak. Een correspondent informeert mensen over gebeurtenissen en ontwikkelingen ver weg die bepalen welke richting we gezamenlijk uitgaan. Je verschaft duiding en uitleg. Belangstelling voor andere manieren van leven, je kunnen inleven in de ander speelt daarbij een grote rol.

De keuze voor Oeganda werd ingegeven door professionele én persoonlijke redenen. Als Afrika-redacteur van NRC bezocht ik verschillende Afrikaanse landen. Ik ontdekte dat Oeganda niet alleen zelf veel te vertellen heeft, maar dat het ook een uitstekende uitvalsbasis is voor reizen naar andere landen waar zich relevante ontwikkelingen voordoen. Denk aan Kenia, Rwanda, Zuid-Soedan en Congo. Op persoonlijk vlak telt mee dat mijn vriendin Oegandese is, ik leerde haar eind 2008 kennen. Alles bij elkaar opgeteld lag Oeganda voor de hand. Begin 2011 zegde ik mijn baan bij NRC op.


Welk verhaal wil je tijdens je correspondentschap vertellen?

Dit is misschien wel de voornaamste vraag als correspondent. Aan de ene kant ben ik slechts een waarnemer en klinkt het aanmatigend om zelf te beslissen wat ‘het’ verhaal is over zo’n grote, diverse regio als Oost-Afrika. Aan de andere kant bestaat journalistiek – steeds vaker – uit keuzes maken. Een pan-Afrikaans thema dat tegenwoordig nadrukkelijk speelt, is de economische groei. Een boel Afrikanen gaat het nu ontegenzeggelijk beter dan voorheen. Dat verhaal verdient het om verteld te worden want veel mensen associëren Afrika nog altijd met dingen die misgaan. Tegelijkertijd gáát er ook nog altijd veel mis en neemt, ondanks de economische vooruitgang, in sommige landen het aantal armen nog steeds toe. Het blijft nodig om ook dat verhaal te vertellen. Het is dus een soort balanceeract. Als ik het positieve verhaal vertel, is het in elk geval met kanttekeningen. Blind Afro-optimisme is net zo fout als blind Afro-pessimisme.

Waar moest je het meest aan wennen?

Oeganda had ik al vaker bezocht voordat ik er ging wonen, ik kende er al mensen. De verhuizing viel me dus mee. Ik moest vooral wennen aan het zelfstandige werkbestaan. Ik had zes jaar doorgebracht op een redactie, met collega’s en een dagritme. Zelfstandig werken heeft voordelen: vrijheid, flexibiliteit, eigen verantwoordelijkheid. Ik moet er alleen voor zorgen dat ik mezelf nu vermaan, verman en vermaak. Buitenlandse collega’s zijn een welkome bron van inspiratie en ondersteuning.

Op welke productie ben je tot nu toe het trotst?

Twee verhalen. Toen in maart de hele wereld het over Noord-Oeganda had wegens de video ‘KONY2012’, reisde ik snel naar het noorden en schreef er over de zogeheten nodding disease die voor mensen daar zelf tegenwoordig veel bedreigender is dan Joseph Kony en zijn rebellen. Ik greep de internationale nieuwsaandacht aan om uit te leggen wat er wérkelijk speelt. Dat voelde als het vervullen van mijn journalistieke taak.
Ten tweede: de recente verjaring van de Oegandese wet die amnestie verschaft aan rebellen van Kony’s Verzetsleger van de Heer. Misschien geen groot nieuws voor de Nederlandse lezer maar hier in Oeganda zeer relevant. Ik was de eerste buitenlandse journalist die het oppikte. Dat is meer in het algemeen belangrijk: scherp zijn, je dossiers kennen zodat je nieuws direct herkent en het direct weet te duiden. Timing is cruciaal.

Voor wie werk je allemaal? Doe je er ook niet-journalistiek werk naast?

Ik werk vooral voor Het Financieele Dagblad, Novum Nieuws, de Wereldomroep, De Groene Amsterdammer en de Vlaamse kranten De Tijd en De Standaard. Ik kan me voorstellen dat er een moment komt waarop ik benaderd wordt voor commerciële schrijf- of redigeerklussen. Dan moet ik bekijken of dat verenigbaar is met mijn journalistieke werk.

Wat is jouw gouden tip voor journalisten die correspondent willen worden?

Ik ben het op zichzelf eens met collega’s die zeggen: doen. Ik geloof in het gezegde ‘beter spijt krijgen van wat je hebt gedaan dan van wat je niet hebt gedaan’. Tegelijkertijd adviseer ik een gedegen voorbereiding. Stort je niet overhaast in het avontuur. Ik had als voordeel dat mijn NRC-verleden deuren opende bij andere opdrachtgevers en dat ik al wat kennis en ervaring had. Heb je dat niet, peil dan van tevoren de belangstelling voor je werk. Benader media. Maak een begroting en geef jezelf een termijn waarin je bepaalde doelen wilt realiseren.

Lees ook in de serie De (jonge) correspondent:
Aflevering 1: Fleur de Weerd in de Oekraïne
Aflevering 2: Wies Ubags in Colombia
Aflevering 3: Leonie van Nierop in Israël en de Palestijnse gebieden
Aflevering 4: Alex Hijmans in Brazilië
Aflevering 5: Pieter Van Maele in Suriname
Aflevering 6: Niels Kraaier in Australië
Aflevering 7: Harald Doornbos in het Midden-Oosten
Aflevering 8: Guus Valk in Washington
Aflevering 9: Geert Jan Hahn in Kiev
Aflevering 10: Stéphane Alonso in Warschau

Vergelijkbare berichten