|

Tijdelijk ontvoerd

De komende tijd schrijft journalist en fotografe Ester Meerman vanuit Egypte voor De Buitenlandredactie. Over de presidentsverkiezingen, haar belevenissen en werk in Caïro. Zij blogt al in het Engels op Stories from Cairo. Volg haar op Twitter: @estermeerman.

Nieuwsjagen in Cairo is niet zonder gevaar, daar kwam ik maandagavond op nogal onplezierige wijze achter…

Het grote nieuws van de avond was dat demonstranten zouden hebben ingebroken in het hoofdkwartier van Ahmed Shafiq, een van de twee kandidaten in de tweede ronde van de Egyptische presidentsverkiezingen, en het later zelfs in brand gezet zouden hebben.

Ik had mezelf de hele avond op de hoogte gehouden van het nieuws via Twitter en kwam net van een kleine demonstratie op Tahrir, waar ik met een bevriende fotograaf zonder al te veel succes geprobeerd had wat interessante plaatjes te schieten.

Op weg naar huis besluit ik te proberen of ik dat hoofdkwartier misschien kan vinden. Ik ben per slot van rekening opgeleid als journalist, heb een semi-professionele camera in mijn tas en ik woon in dezelfde wijk. Dikke kans dat dat kantoor praktisch bij mij om de hoek staat. Zo’n kans op mooie foto’s kan ik niet laten schieten.

‘Oh kut’
Ik besluit een vriend te bellen die ook in de buurt woont en avontuurlijk is aangelegd. We spreken af bij de brug aan het begin van de wijk Doqqi, de wijk waar ik woon en waar het kantoor van Shafiq gevestigd zou moeten zijn. Omdat we allebei niet precies weten waar het gebouw is vragen we rond op straat. Niemand kan ons precies vertellen waar het is, tot een taxichauffeur stopt en zich in het gesprek mengt. Hij biedt aan ons er naartoe te brengen.

Hij noemt een straat die niet al te ver weg ligt. We besluiten op zijn aanbod in te gaan. Ik stap in aan de kant van de stoep en sla de deur achter me dicht, omdat ik zie dat mijn vriend al achterlangs de auto op weg is naar de andere deur. Maar voordat mijn vriend kan instappen, gooit de chauffeur het kinderslot op de deuren. Hij draait zich om, kijkt me recht in mijn gezicht aan, en zegt in het Arabisch: “Ik heb op Shafiq gestemd.” Dan trapt hij zijn gaspedaal in en scheuren we er vandoor.

Ik haal mijn telefoon uit mijn tas en stuur mijn achtergebleven vriend een ‘oh kut’/SOS bericht. “Wat is er aan de hand? Waar ben je mee bezig?”, vraag ik de taxichauffeur in het Arabisch. “We gaan een stukje rijden”, is zijn ietwat angstaanjagende antwoord.

‘Rampscenario’s spelen in mijn hoofd’
Nu ben ik niet bepaald bang aangelegd, maar op dit moment spelen legio rampscenario’s zich af in mijn hoofd, waarin ik word ontvoerd, beroofd en God weet wat nog meer. In paniek probeer ik alle Arabisch sprekende vrienden die ik in mijn telefoon heb zitten te bellen, misschien kunnen zij de chauffeur tot rede brengen en overhalen me uit zijn auto te laten.

Het is inmiddels echter een uur of drie ’s nachts, dus helaas neemt niemand zijn telefoon op.

Als ik uit het raam kijk zie ik dat we in ieder geval niet op weg zijn naar de straat waar we naartoe zouden gaan. Na een paar minuten stopt de chauffeur in een slecht verlichte straat, waar een groep mannen zich ophoudt. Dit ziet er zeker niet uit als het hoofdkantoor van Ahmed Shafiq.

De taxichauffeur stapt uit, grijpt me bij mijn arm en sleurt me de auto uit. Het lukt me niet om aan zijn ijzeren greep te ontsnappen. Hij roept iets naar de groep mannen die vlakbij staan, waarop ze onze kant op komen. Het lukt me nog steeds niet om te ontkomen en ik begin zo hard als ik kan tegen hem aan te schreeuwen.

‘Wat heb je tegen Shafiq?’
Binnen enkele seconden ben ik omsingeld door de groep mannen. Ze zijn met z’n vijven. Ze duwen me heen en weer en beginnen me in gebroken Engels een heleboel vragen te stellen. “Wat heb je tegen Shafiq? Hoor je bij de club van Sabahi? Ben je aanhanger van Morsi? Ben je Israëlische? Waarom wil je foto’s maken?”

Ze vragen me om mijn paspoort, dat ik weiger te geven, en bovendien niet eens bij me heb. Ze leidden me naar een gebouw een paar meter verderop. De taxichauffeur heeft mijn ene arm nog steeds stevig vast, terwijl ik aan mijn andere arm word voortgesleurd door een vadsige Egyptenaar. Ontkomen is nog steeds geen optie.

‘Cairo is een gevaarlijke stad, en we leven in gevaarlijke tijden’
We stoppen voor een piepkleine lift. De chauffeur en een andere man stappen in en gaan naar boven, terwijl twee anderen de trap nemen. Ik blijf met een vrij jong uitziende knul met een wilde bos haar voor de lift staan wachten. “Laat me gaan, ik wil naar huis”, zeg ik herhaaldelijk tegen hem, zowel in het Engels als in mijn gebrekkige Arabisch. “Ik ben een Nederlandse journalist, ik heb niks verkeerd gedaan, ik probeer alleen m’n werk te doen.”

Terwijl de lift op weg is naar beneden, grijpt de jongen met zijn vrije hand mijn kin vast, kijkt me recht in mijn ogen aan, en zegt: “Ik laat je gaan, maar wees volgende keer voorzichtiger. Cairo is een gevaarlijke stad, en we leven in gevaarlijke tijden.”

Zodra hij mijn gezicht los laat ga ik er als een haas vandoor. Ik ren een paar minuten lang zo hard als ik kan, tot ik bij een grote straat uitkom die ik herken. Daar neem ik een taxi naar huis. Het duurt nog geen drie minuten om thuis te komen.

‘wat ben je een naieve muts’
Als ik van de schrik bekomen ben, schrijf ik een blogpost voor op mijn Engelse blog, waarna ik als een blok in slaap val. Ik word een paar uur later wakker met een volle mailbox en twitterfeed, vol berichten in de trant van ‘wat ben je een naieve muts, wie doet zoiets nou midden in de nacht.’

Ik ben de eerste om toe te geven dat het tijdstip inderdaad niet ideaal was, maar dat ik er in mijn ogen wel verder alles aan gedaan heb om ervoor te zorgen dat de hele onderneming zo veilig mogelijk was. Ik ben niet in mijn eentje op pad gegaan, ik had een grote, sterke kerel bij me, die bovendien vrij aardig Arabisch spreekt. We waren allebei bekend in de wijk, het enige probleem was dat we niet precies wisten waar dat hoofdkantoor was.

Ik heb niet de opzichtige fotojournalist uitgehangen, want mijn camera heeft de hele tijd in mijn tas gezeten, die hebben ze niet eens gezien. Mijn vriend had geen camera bij zich. Mijn paspoort draag ik nooit bij me, alleen een kopie, die ik dit keer ongelukkigerwijs in een andere tas had zitten. Een kopie wordt in mijn ervaring altijd geaccepteerd door politie en het leger, als burgers je paspoort willen zien lopen ze er alleen maar mee weg en gebruiken het als pressiemiddel om je in de buurt te houden en als ze dan je originele document te pakken hebben ben je nog verder van huis.

Dit verhaal verscheen eerder in het Engels op Stories from Cairo als ‘What I learned today (8): reporting can be dangerous‘.

Vergelijkbare berichten