|

Minka Nijhuis: ‘Mensen zeiden: “Opeens leeft Syrië weer voor mij”’

Ze is net terug uit Turkije. Schrijfster en freelance journaliste Minka Nijhuis zocht er de jonge Syriërs op die ze eerder dit jaar wekenlang volgde voor een lange reportage. Vorige maand pakte Vrij Nederland er groot mee uit, en sierde haar verchocoladeletterde naam de cover (‘MINKA NIJHUIS IN ALEPPO’). De woorden waren omlijst door een tekening van de verwoeste stad die Aleppo inmiddels is.

We gaan tegenover elkaar zitten in een stampvol Amsterdams café dat geheel toevallig dezelfde naam draagt als het debatcentrum ernaast. Nijhuis, 56, kreeg als stewardess bij KLM de smaak van het reizen te pakken, en stortte zich begin jaren negentig in de buitenlandjournalistiek. Ze woonde en werkte in Birma, Oost-Timor, Afghanistan en Irak, en schreef er meerdere boeken over. Het gevaar van haar werk in conflictgebieden relativeert ze graag (‘een brandweerman doet ook niet alleen kleine brandjes’), en af en toe schiet ze in een aanstekelijke lach. Haar woordkeus, merk ik, verraadt haar gevoel voor taal. ‘Postzegeljournalistiek’ is zo’n woord, of ‘Hollywoodsyndroom’ (definitie: ik, de journalist, sta centraal), waar een aantal collega’s volgens haar aan lijdt.

Hoe is je reportage in Syrië tot stand gekomen?

‘In september vorig jaar ben ik begonnen, toen ik Majad en Anas [de hoofdpersonen in de longread, red.] had leren kennen. Die eerste keer mislukte het plan om vanuit Turkije naar Aleppo te reizen. We stonden al helemaal klaar om te vertrekken, toen de jongen met wie ik op stap zou gaan, zei: we doen het niet. Te gevaarlijk. Op dat moment is er natuurlijk maar één woord dat in je hoofd opkomt. Shit. Tegelijkertijd: de omstandigheden in Syrië zijn zodanig dat je nee moet durven zeggen. Het is belangrijk dat je niet onder druk staat om de week erop een verhaal in te leveren. Anders word je je eigen vijand. In januari ben ik teruggegaan, en heb ik zeven weken met ze opgetrokken.’

Hoe gevaarlijk was het?

‘Kijk, de kans dat je het overleeft is groter dan dat je het niet overleeft. Zo moet je er tegen aankijken. Maar het is wel riskant. In de periode dat ik er was, werd Aleppo hevig gebombardeerd. We hebben zitten turven. In acht minuten waren er tien inslagen, in onze wijk alleen al. Mijn voordeel was dat ik op het platteland kon logeren, waar ik minder gevaar liep. Een collega met wie ik reisde had dat geregeld. Vanuit daar zouden we bepalen of Aleppo een optie was. De dag die we uit hadden gekozen was bovendien een bewolkte dag. Dat was mooi, want dan zijn er minder bombardementen.’

Veel journalisten zijn bang voor ontvoeringen.

‘Als het gekkenwerk was geweest, had ik het niet gedaan. Ik vond het een acceptabel risico. Daar komt bij dat ik als vrouw in lokale kledij onopvallend kan reizen. Bij controleposten besteedde niemand aandacht aan mij. Ik reisde niet met een gewapende escorte, dus ik zag er onopvallend uit. En ik kon op het platteland overnachten.’

Kunnen mannen dat niet?

‘Dat is lastiger. Het platteland van Aleppo is vrij conservatief, en als man ben je een stuk zichtbaarder. Eigenlijk geldt dat voor de hele regio. We worden er niet aangesproken en niet gefouilleerd. Ik zeg: stuur maar meer vrouwen, buitenlandse media doen dat ook. Ik snap niet waarom Nederland zo weinig vrouwen in het Midden-Oosten heeft.’

Misschien omdat de gevaren aanzienlijk zijn? Vorig jaar nog werd Judith Spiegel in Jemen ontvoerd.

‘Zoiets kan altijd gebeuren. Ze woonde daar natuurlijk, dus mensen kenden haar. Ze was zichtbaar. Elke keer dat het misgaat moet je wat mij betreft op zichzelf bekijken. Ik kan me voorstellen dat er vrouwen zijn die er niet heen willen, maar dat is iets anders dan zeggen: er valt daar niet te werken.’

Er is al veel geschreven over Syrië. Waarom wilde jij dit verhaal maken?

‘Ik merkte dat de berichtgeving vooral clichés bevestigde. Een bruut regime, rebellen met bloed aan hun handen, en knettergekke jihadisten. Dat komt misschien doordat veel journalisten meteen naar de frontlinie gaan, op het geweld af, en twitteren over hoe gevaarlijk het daar is. De focus komt op henzelf te liggen, ze worden een soort Kuifje. Maar op sommige plekken vinden nog steeds wekelijks vreedzame demonstraties plaats. Dat zijn we denk ik vergeten, en daar wilde ik de aandacht op vestigen. Ik zou daar wel een debat over willen: hoe hebben we verslag gedaan, en waar kunnen we van leren? Ik vrees bijvoorbeeld dat we het de regering – vooral in de beginfase – te gemakkelijk hebben gemaakt door zo op het geweldsaspect te focussen. Syrië is chaos, werd er gezegd, er is niets meer aan te beginnen. Die boodschap is vrij snel overgenomen.’

Wat maakt jouw reportage anders?

‘Ik ben op zoek gegaan naar de overeenkomsten tussen ons en de Syriërs. Gechargeerd gezegd: we hebben een soort aliens van ze gemaakt. Terwijl het mensen zijn zoals wij. Gisteren vertelde ik op een universiteit over een Syriër, 27 jaar oud, die leiding geeft aan een reddingsteam. Hij had rechten gestudeerd, en was maar iets ouder dan de studenten in de zaal. Dat kwam bij ze binnen.’

De afgelopen jaren was je in Afghanistan en Irak – de frontlijn van de ‘war on terror’. Waarom wilde je daar verslag van doen?

‘Met name bij Irak had ik een duidelijke motivatie. De druk op de media om de invasie te rechtvaardigen, was ontzettend groot. Dat gold ook voor de druk om embedded te gaan. Daarom vond ik het belangrijk om zelf te gaan kijken, onafhankelijk van het leger, en te laten zien wat het lot van burgers was.’

Nederland heeft nooit een vaste correspondent in Bagdad gehad. Hoe komt dat denk je?

‘Ik denk dat we soms te snel zeggen dat iets onmogelijk is. Op een zeker moment was de mantra: in Bagdad valt niet te werken. In Nederland zijn we erg gewend aan veiligheid en beheersbaarheid. Het idee dat je naar een stad gaat waar milities zijn, en chaos heerst, werkt beangstigend. Ter vergelijking: Britste journalisten hebben kunnen “trainen” in Noord-Ierland. Die hadden een oorlog in hun achtertuin. Wij hebben die geschiedenis niet.’

Minka Nijhuis filmt op reportage (foto: Minka Nijhuis)
Minka Nijhuis filmt op reportage (foto: Minka Nijhuis)

Hebben we in Afghanistan wel goed verslag gedaan?

‘Nee. Eerst hebben we ons geconcentreerd op Uruzgan, en toen op Kunduz, terwijl dat met het lot van het land bitter weinig te maken heeft. Ik noem dat postzegeljournalistiek: te weinig oog voor de complexiteit in de rest van het land, en voor de rol van landen in de regio. Hoeveel politieagenten wij daar wel of niet getraind hebben, is niet relevant voor het lot van Afghanistan.’

Journalistiek is ook het controleren van de macht, en die zat namens in Nederland in Uruzgan en Kunduz.

‘Dat klopt, maar de verhouding was zoek. Het lot van het land ligt vooral in het zuiden, en tegen de grens met Pakistan. Daar zit de dynamiek in het conflict. Hoeveel Nederlandse journalisten zijn daar geweest?’

Je noemt jouw aanpak “slow journalism”. Hoe definieer je dat?

‘Investeren in je onderwerp, trouw blijven aan je verhaal, en te werk gaan als antropoloog, psycholoog. Jezelf de tijd gunnen om te zeggen: het verhaal is nog niet af. Ja, wat mij betreft is het dat: tijdelijk falen toestaan. Conflictgebieden lenen zich daarvoor, mits je niet in de frontlinie gaat zitten. In Birma bleef ik soms maanden achtereen in de jungle, en sliep ik in een boot, of onder een boom. En het kan alleen als je er korte verhalen naast maakt, en andere media bedient. Anders kom je niet rond. Het voordeel is dat ik geen gezin heb, en dus van relatief weinig kan rondkomen. Ik ben een beetje met mijn werk getrouwd.’

Bij Villamedia viel te lezen dat je in conflict bent geraakt met Trouw. Wat is er precies aan de hand?

‘Trouw wil mijn stukken kunnen doorverkopen, en heeft een deal met Blendle. Ik heb een oude afspraak dat mijn stukken niet worden doorverkocht, maar die staat nu op de tocht. Ook voor publicatie op Blendle voel ik niets, zolang de rechten van freelancers niet worden gerespecteerd, en ze zonder overleg voor een voldongen feit worden gesteld. De Trouw-hoofdredactie vindt dat de werkrelatie met medewerkers die niet meedoen met doorverkoop, beëindigd moet worden. Dat geldt ook voor freelancers als ik die 23 jaar voor de krant geschreven hebben.’

Wordt het moeilijker om als freelancer in het buitenland te werken?

‘Het is een keiharde business geworden. Als jonge freelancer is het zaak om buiten de reguliere kaders te denken, en flexibel te zijn. Je zult je leven erop in moeten richten. Toch onderschatten we hoe groot het publiek is dat je kunt bereiken. Op mijn verhaal over Syrië heb ik zoveel reacties gehad – brieven, mails. Mensen zeiden: “Opeens leeft Syrië weer voor mij”. Een lezer die zijn leven even stilzet, en in gedachten afreist – dat is wat ik wil bereiken.’

Vergelijkbare berichten