Claudia Marcu (eigen foto)
|

‘Nederlandse journalisten behandelen politici als gelijken’

Het is een gure, vochtige ochtend langs de oevers van het IJ in Amsterdam. Het deert Claudia Marcu (42) niet. Als letterlijk doorgewinterde inwoner van Nederland is ze voorbereid met een flinke paraplu. De Roemeense journaliste woont sinds 2003 in de hoofdstad. De liefde lokte haar destijds, en het was mooi meegenomen dat haar toenmalige werkgever Radio Romania wel een correspondent in Nederland wilde hebben. Nederland zou in 2004 voorzitter worden van de Raad van de Europese Unie. Marcu: ‘Roemenië was indertijd dicht bij toetreding tot de Europese Unie, waardoor Nederland opeens een interessante standplaats werd voor Roemeense media.’

Toen het voorzitterschap van ons land eindigde, besloot Marcu hier gewoon te blijven. Ze bleef nog jaren fulltime correspondent voor Radio Romania, tot die zender kort geleden zijn correspondentennetwerk op de schop nam. Marcu probeert het nu te rooien als freelancer, nog wel deels voor Radio Romania. Het radiowerk verveelt haar na zo’n twintig jaar nog altijd niet. ‘Radiomaken is heerlijk, het maakt me telkens opnieuw gelukkig.’

Focuspunten voor Roemenië
Marcu produceert tot twintig items per maand, met de nodige uitschieters, zoals in juni 2010, tijdens het voor Nederland succesvolle WK. ‘Toen maakte ik dagelijks wel drie of vier reportages over de Oranjegekte.’

De Haagse politiek en internationale rechtspraak – twee belangrijke focuspunten voor correspondenten in Nederland – beslaan pakweg de helft van haar berichtgeving. Ook nieuws waar Roemenië en Nederland elkaar raken, krijgen haar aandacht. Zoals de kleding van de vroegere Paus Johannes Paulus II, die gemaakt zou zijn door een Nederlands bedrijf. ‘Maar wat bleek: de Pauselijke kledij was eigenlijk geproduceerd in Roemenië. Een leuke scoop voor mijn luisteraars.’

Alledaags economisch en politiek nieuws laat ze links liggen. ‘Dat brengen de bureaus van AP en Bloomberg in Amsterdam en Den Haag al on the wire. Soms zoek ik een originele invalshoek bij alledaags nieuws. Maar het liefst pak ik iets unieks, iets bijzonders. Een voorbeeld? Tenenlezen!’, zegt ze met pretogen. ‘Er is een plek in Amsterdam waar de tenen van mensen worden bestudeerd om hen zelfinzicht te geven. Daar kwam een hele leuke reportage uit voort.’

Een enkel item komt niet door de Roemeense censuur. Zoals een interview met Mariska Majoor, oprichter van het Prostitutie Informatie Centrum. ‘Dat is nog te gewaagd voor de Roemenen.’

‘Roemeense politici werken in halve paleizen’
Over de omstandigheden voor journalisten in Nederland is Marcu aanvankelijk positief. Ze bewondert hoe benaderbaar politici zijn. Ze was verbijsterd toen Mark Rutte zomaar het Haagse journalistencafé Nieuwspoort binnenliep. ‘Journalisten behandelen politici als gelijken. Dat is in Roemenië wel anders.’ Alleen Geert Wilders zit door alle beveiliging op een andere planeet. ‘Die man moet heel ongelukkig zijn.’

Marcu herinnert zich een interview met minister Frans Timmermans (PvdA), toen nog Kamerlid. ‘Ik wachtte hem op in een klein kamertje met twee fietsen in de hoek. Het kantoor van zijn secretaresse, dacht ik. Bleek het zijn eigen kantoor te zijn. Ik was stomverbaasd. Roemeense politici werken in halve paleizen.’

Toch verslechtert de situatie voor buitenlandse journalisten in Nederland. Marcu is met name fel over woordvoerders die haar steeds meer rücksichtslos laten afschepen. ‘Het wordt almaar erger. Verzoeken voor interviews worden erg laat of zelfs helemaal niet beantwoord. Een meeting met Lodewijk Asscher kunnen we vergeten. ‘Misschien in december‘, was het antwoord. Dat is niet te verteren voor een journalist met deadlines.‘

Als vicevoorzitter van de Buitenlandse Persvereniging in Nederland weet ze dat haar collega‘s dezelfde ervaringen hebben. Het ergst zijn de persvoorlichters van de Gemeente Amsterdam. ‘Zij stellen zich doorlopend arrogant op jegens buitenlandse journalisten. Ik zou zelf willen zeggen dat wij gediscrimineerd worden, omdat we voor bepaalde evenementen steevast niet worden uitgenodigd.‘

Desinteresse
Marcu oppert dat haar eigen afkomst haar niet meezit. Als journalist uit een ‘klein’ land, bemerkt ze een enigszins afwijkende behandeling. ‘Journalisten uit westerse landen krijgen soms voorrang. Zeker de grote persbureaus zoals Reuters zijn prioriteit voor persvoorlichters.’

Nederlanders vinden Roemenië dan ook niet zo heel interessant – en dat genoegen is geheel wederzijds. Marcu: ‘Nederlanders vinden hun land veel belangrijker dan Roemenië. De Roemenen voelen zich op hun beurt superieur omdat het land letterlijk groter is dan Nederland.’ En dat terwijl de banden tussen economisch van oudsher sterk zijn. Marcu: ‘Het Nederlandse bedrijfsleven investeerde ooit als eerste in Roemenië, en dat is nog steeds zo. We hebben dus belang bij goede informatie over elkaar.’

Sommigen proberen het imago van Roemenië op te vijzelen, zoals een paar ondernemers die het toerisme onder Nederlanders promoten. ‘Veel Nederlanders denken dat Roemenië ver weg is. Maar ze gaan wel naar Spanje, terwijl dat even ver is.’

Toetreding tot Schengenzone
Marcu, nu freelancer, was lang één van de weinige correspondenten in Nederland die fulltime voor één medium werkte. ‘Nederland heeft als klein land een relatief grote invloed. De economie komt qua grootte net na Europese grootmachten als Frankrijk en Duitsland, en houdt zich in de huidige crisis opvallend goed. Bovendien is Nederland vaak de eerste en de beste in allerlei ontwikkelingen.’

Die bewijsdrang is volgens Marcu typisch voor een klein land omringd door grotere buren. Neem de strijd tegen het water middels baanbrekende technologie. ‘Dat blijft andere landen fascineren. In Roemenië hebben we veel overstromingen, every damn year. Nederland ligt half onder zeeniveau en heeft nergens last van.’

Maar dit florissante beeld overheerst niet meer in ons imago. De Roemenen en Bulgaren nemen het Nederland kwalijk dat het de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone tegenwerkte. ‘Nederland vond dat er te veel corruptie is. Op zich terecht – maar dat is officieel geen grond om toetreding te weigeren.’

Anti-Europees sentiment
Nederland werkt Oost-Europese landen volgens Marcu ook tegen door de vrije instroom van werkzoekenden tot 2014 te beperken. En ook het MOE-meldpunt, het PVV-initiatief om ‘foute’ Oost-Europeanen te verklikken, was funest voor het Nederlandse imago. ‘De Roemenen denken niet: ‘ach die arme Nederlanders met hun gekke Geert’. Nee, ze zijn in de veronderstelling dat het héle land tegen hen is.’

De voorbeelden tekenen volgens Marcu anti-Europese sentiment in Nederland, aangejaagd door Geert Wilders. Dat is de burgers niet geheel aan te rekenen. ‘Je kunt het de Nederlanders niet kwalijk nemen dat ze geen Europese grondwet wilden. Europa werd toen wel heel snel groter, zonder dat ze hier invloed op hadden. Hun feeling met Europa verdween.’

De regering beantwoordde de maatschappelijke twijfel met een onheilstijding. Marcu: ‘De boodschap was: ‘Stem vóór Europa, anders gaat het mis!’ Dat werkte averechts. Ze hadden beter kunnen wijzen op de voordelen van Europa.’ Marcu was tot 2011 drie jaar de EU-correspondent van Radio Romania. Een intensieve tijd. ‘In Brussel was de druk hoog. De redactie hing elke dag continu aan de lijn over nieuws dat snel in de uitzending moest.’

Marcu wil laten zien dat Nederland ertoe doet. Volgens haar neemt de journalistieke interesse voor ons land toe. ‘Door de anti-Europese wind die er waait, maar ook door de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh.’ Na de dood van laatstgenoemde in 2004 zag Marcu Nederland veranderen. Immigratie werd het heetste maatschappelijke hangijzer, en verruwde het politieke debat. ‘Het paradijsje dat Nederland was toen ik hier kwam, veranderde. De intolerantie in de politiek nam toe. Op persoonlijk vlak heb ik dat gelukkig minder gemerkt.’ De Nederlandse taal vindt de Roemeense nog steeds lastig. Maar ze voelt zich wel ingeburgerd. ‘Ik fiets elke dag, eet stamppot en draag klomppantoffels’, lacht ze. ‘Wat kan ik nog meer doen?’

Vergelijkbare berichten