‘Waarom Egypte?’
Als ik een eurocent zou krijgen voor iedere keer dat mij in de afgelopen twee jaar is gevraagd waarom ik eigenlijk in Egypte woon, zou ik kunnen gaan rentenieren. Vrijwel iedereen die ik ken heeft me die vraag ooit gesteld, en bij ieder nieuw persoon die ik leer kennen komt het onderwerp binnen afzienbare tijd ter sprake.
Eerlijk gezegd wist ik daar het antwoord op die vraag nooit zo goed. De taal is mooi (en helaas hemeltergend moeilijk), het weer fijn (30 graden vandaag, ha ha) en de mensen (overal het algemeen) stukken vriendelijk dan in Nederland, zo zei ik altijd maar. Maar dat is op wel meer plaatsen zo. Vriendelijker zijn dan stugge Nederlanders is niet zo heel moeilijk en betere weersomstandigheden vind je op de meeste plekken buiten Noord-Europa ook wel.
Verveling
Het antwoord op de vraag ‘waarom Egypte en geen ander Arabisch land’ is vrij makkelijk: Syrie was de andere optie, maar nu overduidelijk even niet. De politieke situatie in Libanon en Libie is zelfs mij te instabiel. In Marokko viel ik na drie dagen al van verveling in slaap, en in Jordanie, Algerije en Tunesie gebeurt ook nooit wat. Saudie-Arabië kun je niet zomaar op de bonnefooi heen en Irak en Jemen leken me te gevaarlijk. Voor de golfstaten ben ik te arm en in Palestina zit iedereen al.
Voordeel aan Egypte was dat ik dat Arabische dialect al een beetje sprak. Althans, dat dacht ik, al hadden ze er op de UvA dan weer nooit aan gedacht om hun studenten ook eens uit te leggen hoe je vraagt waar de wc is, hoe je om brood vraagt bij de lokale bakker en meer van dat soort praktische zaken.
En dan heb ik het nog niet eens over de verschillen in dialecten. Zet mijn bawab (de Egyptische versie van de New Yorkse ‘doorman’), officieel afkomstig uit Opper-Egypte, en mijn huisbazin (uit Caïro) naast elkaar en een leek zou denken dat ze een andere taal spreken.
Nadenken
Afgelopen week kwam de vraag weer eens bovendrijven, maar dit keer had ik een Nederlandse en een Amerikaanse vriend bij me die samen mijn voorkeur voor Egypte vrij aardig wisten uit te drukken. “Ik word hier iedere dag gedwongen om na te denken”, zei de ene vriend.
“In Amerika heb ik meer dan twintig jaar gewoond en begrijp ik hoe alles werkt. Hoe de samenleving in elkaar steekt en wat de geaccepteerde sociale omgangsvormen zijn. Hier moet ik dat allemaal opnieuw leren, en dat levert een interessant dagelijks bestaan op. Ik stap de deur uit en ik moet bij wijze van spreken bij alles wat die dag op mijn pad komt twee keer nadenken. Leven in Egypte is een uitdaging.”
‘Wat de fuck?’
“Iedere dag gebeurt er hier minimaal een ding waarvan ik denk ‘wat de fuck?’”, zei de andere vriend. “Dat kan op politiek gebied zijn, zoals een president die zichzelf opeens min of meer tot dictator bestempeld, of op sociaal gebied, zoals vrienden die in onbegrijpelijke bureaucratische mallemolens terecht zijn gekomen. Dat is soms frustrerend, maar over het algemeen buitengewoon vermakelijk.”
Gelijk kwamen er voorbeelden van bizarre dingen die we de afgelopen week op straat gezien hadden: een volledig gezin bestaande uit vader, moeder en drie kinderen op een bromfiets; de volledige huisraad van mijn overbuurman die nog steeds op het dak van het gebouw tegenover mijn huis staat; een kameel in de laadbak van een pick-up truck en een auto die rondreed zonder voorruit, motorkap of verlichting. Bij mijn vorige huis in de buurt liep altijd iemand met een spinnewiel op zijn rug over straat.
Russen
Het meest opzienbarende ‘wat de fuck?’ nieuws dat deze week ook buiten Egypte de media haalde waren die Russen die foto’s hadden gemaakt vanaf de top van de piramides.
Ik ken verschillende mensen die de piramides ook beklommen hebben: een paar in het geniep, ‘s nachts, voorbij de bewaking sluipend, en een paar die er gewoon grof voor betaald hebben. Want in Egypte is uiteraard alles te koop. Voor honderd dollar kraait er geen haan naar als je bovenop een piramide gaat zitten.