|

‘Parachute journalism’ voor beginners: hoe niet over Tanzania te schrijven

Anna Vossers reisde af naar Tanzania om verhalen te maken voor CoolPolitics, maar dit soort parachute-journalistiek is toch lastiger dan het lijkt.

Op pad met een gids die kan tolken bij een interview in Usambara Mountains. Foto Anna Vossers

Niet gehinderd door mijn hoogtevrees ging ik in november voor het eerst op pad als parachute-correspondent. Die neemt het vliegtuig naar de bestemming ver weg en verzamelt daar materiaal voor een aantal verhalen.

In mijn geval landde de ‘parachute’ in Tanzania, waar ik voor de Masterclass Buitenlandjournalistiek van Coolpolitics drie weken doorbracht. Dat bleek zonder Swahili te spreken en zonder netwerk, nog niet zo gemakkelijk.

Hoe westerse journalistiek in Afrikaanse landen niet moet
Ik had de wijze woorden van Keniaan Binyavanga Wainaina ter harte genomen. Die schreef in 2005 en 2012 hoe westerse journalistiek in Afrikaanse landen niet moet. Bijvoorbeeld: “Als een correspondent wil weten wat er precies aan de hand is in Soedan, zal zijn wekelijkse lunch met die ene vent van Oxfam de meest urgente problemen wel aan het licht brengen.”

Swahili leren met student Frighton. Foto Anna Vossers

Ik wilde dus graag het verhaal van de ‘echte’ Tanzaniaan vertellen, en niet datgene dat NGO’s mij influisterden. En, oh ja: voor de masterclass moesten alle verhalen iets met duurzaamheid of energie te maken hebben.

Ik had een aantal artikelen voorbereid, maar ik was vastbesloten niet alleen thuis te komen met stukken die ik thuis al had kunnen schrijven. Ik moest en zou nieuwe verhalen vinden.

En er bleken er genoeg te zijn. Kai, een eind-twintiger uit Dar es Salaam, had net een paar weken eerder een consultancybureau opgestart. Ze wilde geld verdienen door milieurapportages te schrijven. Daarmee hoopte ze lessen voor scholen en boeren te kunnen financieren over klimaatverandering. Maar toen ik Kai sprak, had ze nog geen school of boer bezocht.

Afval op campus van Tumaini University in Iringa. Foto Anna Vossers

Lonneke, een Nederlandse vrouw, startte in Moshi een ICT-centrum op, dat als de stroom uitviel, op zonne-energie kon draaien. Maar toen ik haar sprak waren er veel plannen, maar nog geen tastbaar centrum.

Christian, een Tanzaniaan, werkte voor het WWF aan een project voor het behoud van de Ruaha Rivier en wilde via social media jonge landgenoten informeren over duurzaamheid. Toen ik hem sprak, had hij nog geen idee hoe hij Facebook en Twitter nou eigenlijk in kon zetten.

Wat doe je zonder tolk?
Al deze mensen waren nog makkelijk te benaderen omdat ze Engels of Nederlands spraken. En als jonge freelancer had ik niet constant een tolk tot mijn beschikking.

Studenten, allemaal lid van de Pinkstergemeente van de Tumaini University in Iringa. Foto Anna Vossers

Via couchsurfing had ik Winnie, een studente, gevonden die me bij interviews wel wilde helpen met vertalen. Door haar ontmoette ik een boel jonge Tanzanianen. Tot laat in de avond bediscussieerde zij met haar vrienden hoe ze meer mensen tot de pinksterkerk zouden kunnen bekeren. Gesprekken met hen over God (of over elektronica, kleding, motors) konden eindeloos doorgaan. Maar toen Winnie vertelde dat ik een foto had genomen van de takataka (het vuilnis) in onze achtertuin, moesten ze vooral hard lachen. Een gesprek over afval kwam niet van de grond. En een verhaal over studenten en de rol van religie in hun leven wilde ik niet maken, want ik zocht naar verhalen over duurzaamheid.

Uiteindelijk heb ik Binyavanga Wainaina teleur moeten stellen. Al mijn verhalen hadden toch een link met een Nederlander of een NGO. Een ding heb ik geleerd: als ik weer eens voor drie weken weg ga, dan is het als toerist. En als ik het vliegtuig toch pak al, dan liever voor een paar maanden of jaren.

Volg DBR ook op Twitter en Facebook.

Vergelijkbare berichten