|

Brazilië-correspondent Katy Sherriff: ‘Er zijn genoeg verhalen zonder Nederlandse link die absoluut aandacht verdienen’

Op Dagboek van een Correspondent onderzoeken journalistiekstudenten Ruben Bakker en Caroline de Vente de toekomst van de Nederlandse buitenlandjournalistiek. Ze spraken Katy Sherriff, die ook eerder bijdroeg aan DBR, hoe zij zich als kersverse Brazilië-correspondent wapent tegen een veranderend medialandschap.

Door Ruben Bakker – Het correspondentschap in São Paolo begon moeizaam voor Katy Sherriff. Ze belandde de eerste week meteen in het ziekenhuis met een darminfectie. Het lag in ieder geval niet aan haar voorbereidingen.

“Voordat ik naar Brazilië vertrok heb ik veel media benaderd om te vragen of er op hun redactie behoefte was aan een correspondent in Brazilië. Daarvoor heb ik voornamelijk mijn eigen netwerk ingezet. Maar ook buiten mijn netwerk zocht ik contact met journalisten. Dan blijkt dat je indirect heel medialand kent.”

Elevator pitch
“Als freelancer is het belangrijk om goede contacten te hebben bij een redactie. Maar het allerbelangrijkste is dat je goed kunt pitchen. Ik heb bij VPRO Bureau Buitenland ook wel freelancers aan de telefoon gehad die alleen vroegen of we geïnteresseerd waren in een verhaal uit Polen. ‘Nou nee’, was dan vaak het antwoord: ‘kom eerst maar met een verhaalidee.’ Als je een redactie belt, moet je in een zogenaamde elevator pitch je verhaal kunnen vertellen. Je pitch moet kort en krachtig zijn.”

Minder geld
“De interesse voor het buitenland is over het algemeen wel minder geworden. Het is echt een tendens in de Nederlandse media. Bureau Buitenland, mijn voormalige werkgever, wordt bijvoorbeeld niet meer prime time uitgezonden maar is naar het weekend verplaatst. Vooral omdat Bureau Buitenland lange reportages uitzendt van 20 minuten, en dat is op prime time niet gewenst.”

“Het geldt zeker voor ‘Verweggistan verhalen’, de complexe verhalen uit relatief onbekende landen die geen directe link hebben met Nederland. Er is gewoon minder geld te besteden in de mediawereld.”

Ook kansen buiten gebaande paden
“Redacties moeten dus keuzes maken. Maar mijn indruk is dat de markt niet is geslonken, er is juist een groeiend aantal freelancers. Deze groep moet van veel minder leven dan freelance correspondenten in het verleden. Er is minder geld voor buitenlandverhalen en er zijn meer freelance correspondenten: dat wringt.

“Weet je waar wel veel kansen liggen? In de tijdschriftenwereld. De markt van vakbladen is erg groot. Maar ik ben natuurlijk nog maar net begonnen. Misschien zeg ik over een half jaar ook wel dat het niet te doen is. Bel me dan nog maar een keer.”

Vergeten verhalen
“Buitenland-nieuws hoeft niet altijd een link met Nederland te hebben om nieuwswaardig te zijn. Als journalist moet je altijd jezelf de vraag stellen waarom de lezer, luisteraar of kijker dit nieuws moet weten. Daar moet je goed over blijven nadenken. Een link met Nederland is niet essentieel voor een goed verhaal, maar je kan je verhaal wel makkelijker kwijt aan redacties als die er wel is.

“Er zijn genoeg verhalen die geen directe link met Nederland hebben maar absoluut wel aandacht verdienen. Denk bijvoorbeeld aan de plannen om een dam te bouwen in het Amazonegebied in Brazilië. Dat heeft grote gevolgen voor het milieu. Het is de taak van de journalist om ook deze ‘vergeten verhalen’ te vertellen. Maar dat is makkelijker voor een vaste correspondent dan voor een freelancer. Zulke verhalen breng je namelijk minder snel aan de man.”

Specialist
“Ik ben bij de NOS weggegaan voor een job bij de VPRO: ik kon junior verslaggever buitenland worden. Dat was voor mij de perfecte combinatie: ik kon radio maken en zelf in het buitenland aan de slag. Voor de VPRO heb ik destijds een reportage gemaakt in Rusland en werkte ik samen met correspondent Olaf Koens. Tijdens die reis heb ik besloten om zelf ook correspondent te worden. Ik was toen zo afhankelijk van Olaf. Ik wilde zelf specialist zijn, weten hoe een land werkt. Het was een logische keuze: ik droomde er al van toen ik 11 jaar terug aan de School voor Journalistiek in Utrecht begon.

“Ik heb voor Brazilië gekozen omdat het land steeds belangrijker wordt op het wereldtoneel. Brazilië behoort inmiddels tot de tien grootste wereldeconomieën, en de komende jaren zal er veel aandacht voor het land zijn vanwege het WK Voetbal en de Olympische Spelen.

“Het is niet alleen een strategische keuze, maar ook echt een keuze van het hart. Ik ben al jaren in mijn werk bezig met Latijns-Amerika. Ik spreek goed Spaans en ik leer nu Portugees. Dat gaat sneller dan verwacht. De taal spreken is essentieel als je correspondent bent.”

Personal branding
“Als starter moet je zorgen dat je opvalt. Dat kun je doen door veel werkervaring op te doen en ook al naast je studie met je vak bezig te zijn. Zo heb ik als student een stage geregeld bij NOS-correspondent Rop Zoutberg. Als zoiets op je cv staat denken ze op een redactie ‘die kan écht iets’. Ik ben ook wel bezig met personal branding. Ik strooi continu met visitekaartjes en heb collega’s en oud-collega’s gevraagd om aanbevelingen te schrijven. Die heb ik vervolgens op mijn website bureaubrazilië.nl heb gezet. En ik blog er over mijn werk in Brazilië.

“Wat Olaf Koens over personal branding zegt werkt niet voor mij. Het merk Olaf Koens is namelijk een televisiegezicht. Dat scheelt, denk ik, heel veel. Radiocorrespondenten en schrijvende journalisten hebben zelden een merknaam. Daarnaast is mijn naam voor veel mensen onmogelijk te spellen: veel mailtjes komen niet aan. Ik moest dus wel een algemene naam gebruiken voor mijn website.”

Dit artikel verscheen eerder in twee delen op Dagboek van een Correspondent (deel 1 en deel 2).

Lees ook:

De (Jonge) Correspondent: Olaf Koens in Moskou

Vergelijkbare berichten