|

1965: Indonesië pakt de eigen mensenrechtenschendingen niet beter aan dan Nederland

Journalist Jacco Hupkens verblijft momenteel in Indonesië. Daar schrijft hij over de ontwikkelingen in het land, maar op zijn blog ook over de journalistiek in het land. Volg hem op Twitter: @jaccohupkens.

Wie de afgelopen decennia de houding van opeenvolgende Nederlandse regeringen over de politionele acties in Indonesie met plaatsvervangende schaamte heeft gevolgd (eerst werden mensenrechtenschendingen door ‘onze’ soldaten onder het tapijt geveegd, daarna werden ze erkend maar verjaard verklaard) kan er misschien wat troost uit putten dat ze het in Indonesie niet veel beter aanpakken. Tuurlijk, het slachtofferschap uit de jaren 45-49 wordt ruimschoots omarmd: bij mij om de hoek ligt de Straat van de 40.000 Dode Zielen (Google Maps), vermeende slachtoffers van de Nederlandse kapitein Westerling op Sulawesi.

Maar wat er in 1965 gebeurd is, daar wil de Indonesische regering dan weer niet te lang over nadenken: na een mislukte coup, toegeschreven aan de communistische partij in Indonesie, werd in nog geen jaar pakweg een half miljoen Indonesiërs (op een bevolking van 100 miljoen) over de kling gejaagd door leger en volksmilities, en ongeveer net zoveel gevangen gezet of gemarteld. Een communistenjacht zoals in de VS, maar dan met hakmessen en rivieren van bloed in plaats van TV-spektakel en senator McCarthy.

Still uit The Act of Killing. Foto YouTube


De ware aard van die coup is nooit duidelijk geworden, er bestaat nog steeds het vermoeden dat rechtse elementen in het leger (onder wie de latere dictator Suharto) die zelf georkestreerd hebben, aangevuurd door de VS, om daarna de macht te kunnen grijpen. Historici zijn het er wel over eens dat de strijd tegen communisten in uithoeken van Bali, Sumatra en Java al snel uitmondde in simpele wraakacties tussen dorpsbewoners en basale stammenstrijd, waarbij elk excuus geldig was om een ‘communist’ om te brengen. De National Commissie voor Mensenrechten concludeerde eerder dit jaar dan ook dat deze “ernstige mensenrechtenschending” eens goed onderzocht moet worden, en dat er een waarheids- en verzoeningscommissie (let wel: geen rechtszaak of tribunaal) moet komen. En dat de staat excuses moet aanbieden aan nabestaanden van onschuldige slachtoffers – met 500 duizend doden zit er vast een onschuldige tussen.

“Definieer ‘ernstige mensenrechtenschending’ eens! En tegen wie? Wat als het andersom gebeurd was?”

Zo reageerde Djoko Suyanto (‘Coordinerend Minister voor Legale, Politieke en Veiligheidszaken’) eerder deze week in het parlementsgebouw tegen de Jakarta Post. Djoko is zelf een oud-officier van de luchtmacht, maar was pas 15 toen de moorden in 1965 plaatsvonden. Hij neemt het volmondig op voor zijn legerbroeders:

“Dit land zou niet zijn wat het nu is als [de moorden] niet hadden plaatsgevonden. Natuurlijk waren er excessen, en die zijn we ook aan het onderzoeken. […] Er werd muiterij tegen de staat gepland door communisten, onmiddelijke actie was noodzakelijk om het land te beschermen tegen die dreiging. Dwing de regering nu niet om excuses te maken.”

Zo’n reactie van een minister die misschien wel beter zou moeten weten, tekent de Indonesische politiek – waarin leger en militaire symboliek nog steeds een grote rol spelen. Terwijl er steeds meer publieke aandacht komt voor het geweld van ‘1965’ (met recentelijk de documentaire The Act of Killing en een speciale editie van weekblad Tempo), graaft de ministersploeg zich vast in de stellingen van een paar decennia geleden.

Trailer van documentaire The Act of Killing van regisseur Joshua Oppenheimer:

Djoko doet in pure lompheid en onwetendheid nauwelijks onder voor veel van zijn collega’s: religieminister Suryadharma Ali bestempelde islamitische minderheden als shi’ieten en ahmadiyah tot ketters die zich simpelweg moesten bekeren tot de soennitische islam om van discriminatie af te komen, telecom-minister Tifatul Sembiring kondigde vlak voor Ramadan aan dat de overheid “nu nog beter porno op het internet gaat filteren” (kijk eens op de gemiddelde smartphone van een man hier om te zien hoe dat uitgepakt heeft).

Het probleem is dat die ministers, zoals in veel ontwikkelingslanden, hun functie te danken hebben aan trouwe partijdienst en handjeklap, niet aan talent. Het zijn er 34, afkomstig van zes politieke partijen. Deze ploeg sleept zich piepend en krakend voort tot de parlementsverkiezigen van 2014, terwijl de steeds stedelijker bevolking qua onbevooroordeelde instelling en interesse al veel verder is. Hopelijk kan er ergens na 2014 dan wel eens zo’n waarheids- en verzoeningscommissie komen.

Vergelijkbare berichten